4 mei 2010

Geweldloze communicatie in een envelop

In de envelop zat een velletje papier waarop titel en ISBN-nummer van een boek stonden geschreven. Hij had gezegd dat hij mij dat zou geven. Hij praatte hard, letterlijk, maar ook zijn oordelen over anderen waren vaak hard. Zo had hij het thuis geleerd, zei hij, en daardoor was hij in deze narigheid terecht gekomen, liep hij vaak vast in het contact met andere mensen. In de gesprekken hadden we geoefend met harder en zachter dingen zeggen. En niet alleen letterlijk. Hij vertelde toen dat hij hierover een boek had gelezen, of ik dat ook kende? Nee, maar ik wilde het wel graag een keer lezen. En zo kreeg ik van hem het briefje.

Het ging om het boek ‘Gelijk hebben of gelukkig zijn’, waarin een journalist de gesprekken weergeeft die hij op zeven avonden met Marshall Rosenberg had gehad. De interviews gingen over het model voor ‘geweldloze communicatie’ waarvan Rosenberg de grondlegger is. Ik vroeg me af wat die geweldloze communicatie inhield en begon te lezen.

Rosenberg is van mening dat de oorzaak van geweld te maken heeft met hoe wij geleerd hebben te denken en te communiceren. De manier waarop mensen op elkaar reageren, hun taalgebruik, kan zomaar irritatie, boosheid of angst oproepen. In onze taal klinken snel oordelen door, wat een ander moet, wat hij ons heeft aangedaan of wat we tekortkomen door hem. Met als gevolg dat conflicten zich vaak verdiepen in plaats van te worden opgelost.

Geweldloze communicatie heeft voor Rosenberg vier belangrijke elementen. Wie geweldloos wil communiceren zegt wat hij waarneemt (1), vervolgens wat hij voelt (2) en wat zijn eigen behoeftes hierin zijn (3), en kan van daaruit een gericht verzoek aan de ander doen (4). In zijn ook in het Nederlands vertaalde boek ‘Geweldloze communicatie’ voegt hij nog een vijfde aspect toe, namelijk dat het verzoek vriendelijk wordt gedaan.

Het lijkt wat mechanisch, het volgende fragment laat zien dat de vier stappen heel natuurlijk op elkaar kunnen aansluiten. ‘Felix, er liggen overal vieze sokken van je in de kamer. Dat irriteert me. We moeten hier allebei leven en ik wil dat het hier een beetje netjes blijft. Zou je zo goed willen zijn je sokken op te ruimen of in de wasmachine te stoppen?’

Bij de eerste stap, het zeggen wat je waarneemt is het van belang dat je dat zonder oordeel doet. De zin ‘Je loopt er de kantjes vanaf’ is meer dan een waarneming, ‘Je studeert maximaal een kwartier per dag’ heeft geen veroordeling in zich. Vergelijk zo bijvoorbeeld ook de zin ‘Je eet niet gezond’ met ‘Als je geen groente eet, ben ik bang dat je gezondheid eronder zal lijden’. Wanneer waarnemen en oordelen gemengd worden, wordt dit snel als kritiek opgevat

Gevoelens uiten hoort bij de tweede stap. Dat is niet gemakkelijk, het vraagt oefening om de juiste woorden te vinden voor gevoelens. Soms lijkt het wel dat we een gevoel uiten, maar is het meer een gedachte of een oordeel. Een voorbeeld. ‘Ik heb het gevoel dat je niet van me houdt’ is een gedachte over het gevoel van de ander, en niet een uitdrukking van het eigen gevoel. Dat druk je uit met zinnen als: Ik ben verdrietig, ik ben bang, ik voel me onzeker, ik ben blij, etc.

Dat wij dat gevoel hebben is niet de schuld van de ander. De derde stap vraagt om verantwoordelijkheid te nemen voor het gevoel. Wat anderen zeggen en doen is vaak wel de aanleiding, maar niet de oorzaak van onze gevoelens. Die gevoelens horen bij onze verlangens of behoeftes, die niet vervuld worden. Een voorbeeld. ‘Ik voel me gefrustreerd als je te laat komt’ kan verwijtend worden opgevat, ‘Ik voel me gefrustreerd als je later komt dan we hadden afgesproken, want ik had gehoopt dat we plaatsen op de eerste rij zouden kunnen bemachtigen’ veel minder.

In de vierde stap tenslotte kun je de ander gericht om iets verzoeken. Het is dan handig om duidelijk te zeggen wat je wilt. Want anders kan het zo gaan. Een vrouw wil graag dat haar man wat meer thuis is en vraagt of hij niet wat minder kan werken. Na drie weken komt de man opnieuw laat thuis en zegt dat hij het een goed plan vind. Hij gaat nu meer golfen.

Geweldloze communicatie. Het was inspirerend om te lezen, onder andere over opvoeding zonder direct te beginnen over consequenties en grenzen stellen. Het lijkt me leuk om ermee te oefenen. Dat kan gelukkig overal. Op het werk met patiënten of collega’s of thuis met mijn zoon. En de patiënt die me de tip gaf zal ik bedanken. Bijzonder dat juist hij dit boek kende.