30 april 2008

De toespraak van het oude schoolhoofd

Er was eens, nog niet zo lang geleden voor wie al oud is, een schoolgebouw. Deze school lag in een dorp wat niet ver van hier is voor wie al wat meer bereisd is. Zoals de goede orde betaamt was er een schoolhoofd, en deze hield ook zelf van orde. Hij had vertrouwen in al zijn medewerkers, en wist wat hij aan hen had. Jaarlijks hield hij voor hen zijn Toespraak, waar iedereen naar uitzag, behalve hijzelf. De toespraak was mooi kort en voor de hand liggend, niets werd aan het toeval overgelaten. Alle medewerkers wisten zo wat ze aan hem hadden. Hij kwam direct to the point, en verder dan dat kwam hij ook nooit.

Zijn punt was dat hij iedereen wilde gelukwensen die hier lesgaf. Hij was beleefd en sloeg niemand over en begon dan ook met: Aan alle vrouwen, zeg ik: proficiat. En aan ieder die geen vrouw is, zeg ik ook: proficiat. Dan knikte hij, ten teken dat hij zijn punt gemaakt had. Daarop ontstond dan een luid en opgewonden applaus: het nieuwe schooljaar was hiermee geopend.

Zo ging het al jaren en er was bijna niemand die wist dat het ooit anders geweest was. Behalve een: het oude schoolhoofd zelf. En trouw als hij zijn hele leven al was deed hij ook nu trouw wat oude mensen horen te doen: hij dacht aan vroeger. Hij dacht terug aan dat ene jaar, toen er na de toespraak niet gejoeld werd en het applaus onzeker klonk. In dat jaar was alles anders gegaan vanaf die ene dag.

Die dag voorvoelde het schoolhoofd dat het niet goed zou gaan. Aan de voorbereiding lag het niet. Hij had een week geleden zijn toespraak opnieuw geschreven en wist hoe succesvol deze was. Geen woord had hij veranderd, de toespraak was weer even puntig als vorig jaar. Nu ja, geen woord veranderd? Hij had, omdat hij dit jaar 50 zou worden, en je toch eens in je leven iets echts wil zeggen, zich een kleine uitbreiding veroorloofd. Klein, maar onmiskenbaar een uitbreiding. Hij had besloten zichzelf ook proficiat te wensen en dacht daarbij dan aan zijn verjaardag. En of het nu door deze toevoeging kwam, of door iets anders, maar het liep helemaal uit de hand, precies zoals dit bekwame schoolhoofd voorvoeld had.

Alle medewerkers stonden rustig buiten het schoolgebouw te wachten. De zon scheen, zoals ieder jaar, de mussen zongen precies even beroerd als vorig jaar, en het vervelende jongetje deed wat van hem verwacht werd en probeerde de rust te verstoren. Het schoolhoofd kwam naar buiten, met de papieren van de toespraak in zijn hand en het werd langzaam stil. Toch iets nerveuzer dan al die andere jaren schraapte het hoofd zijn keel en deed zijn mond open: er kwam echter nog even geen geluid uit. Het vervelende jongetje begon te giechelen, enkele medewerkers schuifelden kort en gedisciplineerd met hun voeten. Daarop schraapte het schoolhoofd opnieuw en zei:

Aan alle vrouwen, zeg ik: proficiat. En aan ieder die geen vrouw is, zeg ik ook: proficiat. En juist wilde iedereen al gaan klappen, toen hij met iets meer stemverheffing zei: en ook proficiat aan mij. Het werd nu doodstil. Iedereen wist dat HET nu gebeurde, dat dit zo’n moment is wat je alleen op het moment zelf kan voelen. En of het nu die stilte was of de ruzie met zijn vrouw die morgen, niemand zal het ooit weten, maar het schoolhoofd wist nu van geen ophouden: Dit jaar wordt ik vijftig, en jullie mogen allemaal op het feest komen. Iedereen heeft vrij op die dag. Daarop knikte hij, enigszins moe door deze voor zijn doen lange toespraak.

Aarzelend begonnen enkelen te klappen, maar het klonk zacht en onzeker. Pas toen het schoolhoofd weer naar zijn kamer was teruggekeerd, begon iedereen te praten. En het praten hield pas op toen dat schooljaar om was en het hoofd zijn oude vertrouwde toespraak weer hield. Slechts enkelen waren dat jaar op zijn verjaardag geweest, maar hadden ook daar gewoon doorgepraat. En alle praten, hoe verschillend ook, kwam toch steeds weer op hetzelfde neer: Dat jaar had door de toespraak een tweede hoogtepunt gekregen, waarover ze allemaal in verwarring waren geraakt.

De medewerkers, precies als ze altijd waren, wilden nu bepalen hoe de lessen ingedeeld moesten worden. Een deel van de lesstof moest voor de verjaardag behandeld en een ander deel erna. Maar welk deel ervoor? En wat was eigenlijk een deel? Voorheen was dat geen probleem, er was geen deel, alleen het geheel. Alles wat in een jaar verteld moest worden werd verteld, want ze waren allemaal kundig. En als het jaar om was was iedereen klaar met de lesstof, was alles verteld en iedereen tevreden. Maar hoe moest het nu? De medewerkers hebben dat jaar doorgepraat.

Het oude schoolhoofd had nu voldoende gedacht aan vroeger en besloot het laatste te doen wat oude mensen moeten doen: hij ging dood en met hem werd ook de herinnering aan dat ene jaar begraven. Het nieuwe schoolhoofd wist van dit alles niets, maar hield elk jaar weer de toespraak zoals het hoorde, waarop allen hard aan het werk gingen om zo’n jaar weer alles te doen wat ze dat jaar moesten doen op die school in dat dorp niet ver van hier.