Opvoeding, gezin en relaties

Gedrag van ouders in de omgang met hun kinderen kan je indelen op twee dimensies. De eerste dimensie betreft de emotionele relatie. Deze kan variëren van accepterend, warm, invoelend, met aandacht voor het kind tot verwijtend, koel, met aandacht vooral voor eigen behoeften. De tweede dimensie heeft betrekking op de sturing door ouders, en loopt uiteen van ouderlijk gedrag waarin begrenzingen aangegeven worden en aan de leeftijd van het kind aangepaste verwachtingen en verlangens een plaats hebben tot een gedrag waarin niets verboden is en alles geoorloofd. Op basis van deze twee dimensies kunnen dan vier ouderschapsstijlen worden onderscheiden:

Hand in hand

'Moeders zijn loeders’ is de titel van een recent verschenen boekje. Met als ondertitel: over opvoedkundige rampen. In dit boekje beschrijft klinisch psycholoog Jan Verhulst de moeizame en zeer ingrijpende relatie tussen moeders en hun kroost met behulp van acht typische moedersgedragingen. Er volgen beschrijvingen van de boze moeder, de hysterische, de chanterende en de verleidende moeder. Maar ook de afwezige moeder, de kind-moeder, de schoonmoeder en de boze stiefmoeder hebben hun plek gekregen. Volgens het persbericht is het boekje niet alleen geschikt voor probleemgevallen, maar iedereen met een moeder zal het de moeite waard vinden om te lezen. Moeders lieve loeders

Als ouders geheimen bij hun kinderen vermoeden reageren ze negatiever op hun kinderen en geven ze hen minder steun. Voor kinderen die niets verborgen hielden en toch negatief benaderd werden is dit een hard gelag. Niet hun gedrag maar het denken van de ouders bepaalde hoe ze benaderd werden. Anders gezegd, niet de werkelijkheid maar het beeld van de werkelijkheid bleek het gedrag van ouders te sturen. Dat is ook de grondgedachte bij allerlei vormen van cognitieve therapie: het zijn de gedachten of cognities die ons gedrag bepalen, en soms zijn deze gedachten irreëel. Wat weet u van elkaar?

Een observing ego ontstaat bij een kind in het contact met ouders en anderen. Maar niet vanzelf. Want in een onveilige thuissituatie kan het observing ego zich niet ontwikkelen. Wanneer ouders hun kind mishandelen of misbruiken, dan wordt het kind niet gezien als een ander mens(je), met eigen gevoelens en gedachten. En zal het kind dus ook niet leren zichzelf zo te zien. Ouders bij wie het observing ego niet is ontwikkeld, zullen dus begrijpelijker wijze vaak niet in staat zijn om dat wat ze zelf niet hebben, door te geven aan hun kinderen. Dit wordt wel het transgenerationele aspect genoemd van een observing ego. Dat wil zeggen, het wordt van ouder op kind doorgegeven – of niet. Ik hoor het mezelf zeggen

Een relatie verloopt vaak net als vakantie: na de eerste vrolijke en verliefde dagen waarin alles mooi is komen de momenten waarop de eerste ergernissen zich aandienen. Deze allergie kan in de loop van de tijd sterker worden, omdat men zich minder inspant er wat van te maken en bovendien steeds minder bereid is tot accepteren.

Er blijkt een grote verscheidenheid aan gedrag te zijn waar mensen sociaal allergisch op reageren. Smakken bij het eten, kleren laten slingeren, neuspeuteren, zeuren over iets kleins, het dopje niet op de tube tandpasta draaien, bibliotheekboeken te laat inleveren, deur van de wc open laten staan, etc. Zowel het ergernisgevende gedrag als de irritatie daarover gedragen zich als een gewoonte: ze zullen zich regelmatig herhalen. Sociale allergie

Lees ook deze columns: