Autonomie

Over autonomie kan veel gezegd worden. Gemakkelijk wordt het gebruikt als een paraplubegrip, waar heel wat verworvenheden van mensen een plekje onder hebben gevonden. Het hameren op autonomie straalt vaak een zekere vechtlust uit. Zo stellen de psychiaters en psychotherapeuten die zich op de website ‘DeVrijePsych’ hebben verenigd dat tegenspraak autonomie bevordert. Laat je horen, stel je vraag, laat je zien. En tot mijn grote verrassing vind ik op de site een bekende naam. Het comité van aanbeveling wordt aangevoerd door Bram Bakker, in elk geval alfabetisch.

Autonomie is een lastig begrip. Maar één ding is wel duidelijk. De autonomie van de patiënt kan niet zomaar de autonomie van de arts ongedaan maken. Niemand wil terug naar de positie dat de dokter degene is die het uitsluitend voor het zeggen heeft. Maar ik zou ook niet graag toe willen naar een situatie waarin uitsluitend oog is voor de autonomie van de patiënt, want dat kan leiden tot schrijnende verwaarlozing.

Je zou kunnen zeggen: het is de autonomie van ons, van mensen onderling. Dat maakt het niet makkelijker, wel leuker. Autonomie op een onbewoond eiland

Hoewel het merendeel van de patiënten profiteert van deze op hun specifieke klachten gerichte behandelingen, blijkt dat een derde tot de helft van de patiënten niet tot nauwelijks opknapt.

De vraag is waar dat mee te maken heeft. Hoogleraar Marrie Bekker uit Tilburg heeft wel een idee hoe dat kan. Zij schreef deze maand daarover een artikel in het tijdschrift De Psycholoog, wat een verkorte versie is van de oratie die ze vorig jaar had gehouden bij haar benoeming tot hoogleraar klinische psychologie aan de universiteit van Tilburg. Zij stelt dat achter veel klachten van patiënten autonomieproblemen schuil gaan, en dat dit de reden is waarom bepaalde groepen mensen niet profiteren van een strikt klachtgerichte benadering.

Wat zijn autonomieproblemen? Dat is afhankelijk van wat je onder autonomie verstaat. Autonomie wordt vaak gezien als onafhankelijk zijn, in staat zelf keuzes te maken en je leven te sturen. Het kind wordt volwassen en kan zijn eigen leven leiden, niet langer afhankelijk van ouders en hun steun of goedkeuring. Bekker noemt dit de klassieke opvatting van autonomie. Achter de klachten

Toen kwam ze weer op gesprek en zei: “Ik heb het”. “Wat heb je dan”, vroeg ik. “Ik heb ze ingeblikt”. En ze vertelde dat ze de pillen had laten inblikken, met op de wikkel: noodrantsoen.

Pillen hadden haar niet geholpen. Ze had ze wel nodig voor haar gevoel van zekerheid. Praten heeft haar niet geholpen, hoewel het wel tijd en ruimte bood om aan haar eigen oplossing te werken. Pillen of praten, dat was ons probleem. Haar probleem had ze zelf aangepakt. Of beter: ingepakt. In solide blik. Pillen of praten