Attributie

Het zoeken van verklaringen is eigen aan mensen. Waarom kreeg hij opnieuw een ongeluk, werd zij ineens ziek? Waarom ben ik gezakt voor het examen? Mensen zoeken hier verklaringen voor. De attributietheorie zoals ontwikkeld door Fritz Heider en Bernard Weiner gaat over de verklaringen voor winnen en verliezen in sport, voor slagen en zakken op school of verklaringen voor succes en falen in je leven.

Om te beginnen met voetbal, wat is voor voetballers bepalend voor winnen of verliezen? Er zijn vier factoren die vaak genoemd worden als verklaring voor succes. Een technisch goed team, goede inzet, een zwakkere tegenstander en een portie geluk. Geformuleerd in de termen van Weiner heten de vier factoren: mate van bekwaamheid, van inzet, van moeilijkheid van de taak en van geluk. Of deze factoren daadwerkelijk de uitkomsten hebben bepaald is niet van belang. Het gaat erom wat we dènken dat bepalend is geweest.

De vier factoren verschillen wel onderling van elkaar. Bekwaamheid en inzet, daar kun je zelf wat aan doen. De taak of tegenstander en geluk heb je niet in de hand. In het model van de attributietheorie wordt gezegd: bij de eerste twee factoren (bekwaamheid en inzet) ligt de sturing bij jezelf, wat interne controle wordt genoemd, Bij de andere twee factoren (moeilijkheid van taak en geluk) ligt de sturing buiten jou, de controle hierover wordt dus extern bepaald.

Want bij falen of verlies alleen naar externe oorzaken verwijzen wordt snel een beetje kinderachtig. Iemand kan dan niet goed tegen zijn verlies. Bovendien, extern attribueren is wel even prettig (het ligt niet aan mij), maar dan zeg je zegt ook dat je er niets aan kan veranderen. Daarom zie je vaak dat bij verlies juist die interne factoren worden genoemd die variabel zijn. We lopen iets achter op het trainingsschema, we moeten onze strategie nog iets aanpassen. Dat zijn varianten op de inzet. Ze zijn intern en variabel, en dus kun je er wat aan gaan doen. Waren we goed of hadden we geluk