13 mei 2008

Rouwsluiers

En dan komt de rouw. Na het overlijden van een dierbare gaan mensen rouwen. Regelmatig worden mensen opgeschrikt door een overlijden, van hun partner, vader, moeder, kind of andere geliefde. Soms komt het overlijden na een ernstige ziekte en wordt het min of meer verwacht. Vaak ook is het onverwacht, door een ongeval in het verkeer of in de uitoefening van je werk, zoals de dood van drie brandweerlieden vorige week.

Rouw was vroeger vaak goed zichtbaar. De weduwnaar droeg een rouwband om de bovenarm, de weduwe kon een zwarte voile dragen, een rouwsluier. En een rouwbrief werd omgeven door een brede zwarte rand. Mensen waren zichtbaar in rouw, en de kleur zwart, speciale kleding of gebruiken onderstreepten dat.

Rouw ziet er niet altijd zo uit. Rouwsluiers worden nu zelden gedragen, de kleur zwart is minder dominant aanwezig. De kleuren paars en wit werden gezien bij de begrafenis van koningin Juliana. Soms wordt door mensen langs de weg geapplaudisseerd. Rouwgebruiken en rouwkleuren zijn niet eenvormig. Geldt dat ook voor het rouwen zelf? Of is het emotioneel verwerken van een verlies voor ieder toch min of meer hetzelfde?

Dat was vaak wel de gedachte. Na de eerste schok en ontreddering volgt een periode van ongeloof. Men kan zich niet voorstellen dat de geliefde er niet meer is. Na verloop van tijd groeit het besef dat de ander nooit meer zal terugkeren, en zijn er gevoelens van somberheid of boosheid. Langzamerhand wordt zo het verlies verwerkt, en uiteindelijk, na ongeveer een jaar, kan men geleidelijk het leven weer oppakken. De uitingsvormen en kleuren verschillen, maar emotioneel gezien maakt iedereen dit door na een verlies.

Dat was en is nog meestal de gedachte. Maar klopt het ook? Op die vraag ging Jan van den Bout in bij de aanvaarding van zijn ambt in 1996 als bijzonder hoogleraar Verliesverwerking. Hij hield toen in Utrecht een rede, onder de titel: Rouwsluiers. Daarin maakte hij duidelijk dat het idee van een min of meer herkenbaar verlopend rouwproces niet uit onderzoek blijkt.

Rouw is veelvormig, er bestaat niet zoiets als hét rouwproces. Normale rouw bestaat niet. Er is niet één manier van verliesverwerking, waarbij men aanvankelijk zeer verdrietig is en geleidelijk minder verdrietig wordt. Ook het idee dat een min of meer normale duur van rouwen een jaar is, is niet in overeenstemming met de werkelijkheid.

Zo onderschrijft twee tot vier jaar na het overlijden van de partner één op de vier weduwen de uitspraak: ‘Ik zou het niet erg vinden als ik morgen dood zou zijn’. Omdat het overlijden al enkele jaren achter hen lag, werd dit vaak gezien als chronische rouw. Mensen komen dan niet goed over hun verlies heen, zo was de gedachte. Het kan echter beter een andere vorm van normale rouw genoemd worden, zo geeft van den Bout aan.

En rouw uit zich niet altijd in zichtbaar verdrietig gedrag. Soms zijn er nauwelijks of geen rouwreacties waarneembaar bij nabestaanden. Dit werd vaak gezien als uitgestelde rouw, waarbij gedacht werd dat deze mensen het verlies ontkenden en niet tot zich lieten doordringen. Nog niet. Want later zou het besef wel komen en de rouw volgen, zo is dan de gedachte. Maar ook dat blijkt niet: veel mensen die vlak na het overlijden geen problemen kennen, krijgen die op de lange duur ook niet.

De ideeën over hoe rouw verloopt, hoe lang het rouwen duurt, werden door Van den Bout rouwsluiers genoemd, omdat ze een goed zicht op rouw belemmeren.

Nabestaanden kunnen ongerust worden omdat ze weinig negatieve emoties bij zichzelf opmerken, omdat ze niet of nauwelijks hebben gehuild. Of ze piekeren over de positieve zaken die ze bij zichzelf opmerken, zoals een goede nachtrust, uitbundig lachen en genieten van allerlei dingen. Mogelijk maken ze zich zorgen omdat het overlijden van hun dierbare nu al jaren geleden is en ze hem of haar nog elke dag missen, verdrietig zijn en het niet erg vinden als ze zelf morgen er ook niet meer zouden zijn.

Dat kan er toe leiden dat nabestaanden last hebben van vooral deze opvattingen over rouw, meer dan van de rouw zelf. Waarbij soms ook hulpverleners of mensen in hun omgeving hen bevestigen in deze onjuiste ideeën. Door met nadruk te blijven vragen naar verdrietige gevoelens, door te zeggen dat het al weer meer dan een jaar geleden is, dat het leven door gaat. Dat kan beter niet gezegd worden.

Rouw is veelvormig. Dat is goed voor nabestaanden om te weten. En werkelijke steun aan hen vraagt een goed zicht op hun emoties of manieren waarop zij reageren op een ingrijpend verlies. Nu, over drie maanden of over drie jaar. Standaard opvattingen over hoe rouw eruit moet zien of hoe lang het moet duren zijn als rouwsluiers, waardoor je de ander minder goed ziet. Die rouwsluiers kunnen beter niet gedragen worden.