5 februari 2008

Het ontroerende verhaal van Toto

Deze vijf maanden waren weer voorbij, een nieuwe stagiaire stond aan het begin van de komende vijf. Eke sloot haar stageperiode af, het laatste onderdeel in de masterfase van haar opleiding tot psycholoog. Ze had tot het laatst hard gewerkt, was nu klaar en zat met het team rond de tafel met daarop de punten vlaai. Ze werd toegesproken door een collega die haar met warme woorden “namens gebouw C” voor veel bedankte.

Als stagebegeleider was er ook ruimte voor mij om een paar woorden te spreken. Eke had dit praktijkdeel van de opleiding met succes voltooid, en daar passen lovende woorden bij. Een beetje ophemelen mag dan, maar niet te veel, daar wordt het alleen maar onwaarschijnlijker van. Eke kon goed schrijven. Dat bleek uit de gespreksverslagen en levensgeschiedenissen die ze had opgeschreven. Vaak zijn het aangrijpende verhalen. Zo ook bij Toto.

Meneer Toto was gevonden door zijn huisbaas. Die had hem aangetroffen in zijn kamer, waar hij op de bank zat, met wasbolletjes in zijn oren, zijn ogen gesloten. Hij reageerde niet op de komst van de huisbaas, er kwam geen woord uit hem. Onduidelijk voor de erbij geroepen arts was hoelang hij daar al zo had gezeten. Hij was in elk geval sterk vermagerd, en werd dan ook ter observatie opgenomen. Ook in de kliniek bleef hij mutistisch, wel ging hij weer wat eten en maakte af en toe een wandeling in de tuin.

Uit de gegevens van de huisarts bleek dat hij eerder kort opgenomen was geweest in een algemeen ziekenhuis. Reden van opname was toen dat hij tijdens zijn werk onwel was geworden. Lichamelijk onderzoek liet geen ernstige problemen zien, de oorzaak werd gezocht in stress en meneer Toto werd verwezen naar een psychiater. Die dacht aan een burnout en identiteitsproblemen. Hij adviseerde om het even wat rustiger aan te doen.

Omdat het er nu een stuk ernstiger uit zag werd besloten om uitgebreider onderzoek te doen. Een scan werd aangevraagd om eventuele neurlogische problematiek in beeld te brengen. Eerst werd in rust een scan gemaakt. Omdat meneer Toto van beroep tolk was, kreeg hij vervolgens opdracht om een zin in gedachten in alle talen te vertalen die hij beheerste. Veel duidelijkheid boden de scans niet, maar het werden wel zeer kleurrijke plaatjes.

De biografie werd opgesteld met behulp van de familie. Toto was opgegroeid in Frankrijk en leerde van zijn ouders naast Frans al op vierjarige leeftijd Engels en Spaans. De in die tijd bij hen inwonende tante uit Litouwen bracht hem ook haar taal bij. Het werd de ouders toen duidelijk dat ze een zeer begaafde zoon hadden. Ook op school blonk hij uit in de talen. Bij een jeugdolympiade in Bangkok had hij als tienjarige al mogen tolken.

De kranten schreven over Toto als een wonderkind, dat een grote toekomst tegemoet ging. Hij klom snel op de maatschappelijke ladder en werd uiteindelijk tolk in Geneve, bij de Wereld Gezondheids Organisatie. Het was vaak hard werken, alleen ’s avonds was er tijd voor ontspanning. Voor Toto bestond deze uit het luisteren naar Haydn, en ook stond hij dan graag lang onder de douche.

Toto was altijd bezig met taal. De taal van anderen dan, zelf sprak hij niet veel, er werd al zoveel gezegd. Hij had ook weinig vrienden. Tik, die als dichter zijn eigen taal maakte, zocht hem nog wel eens op, en was ook in het ziekenhuis bij hem op ziekenbezoek geweest. Maar deze Tik leek vooral in Toto te zoeken wat hij zelf belangrijk vond. Hij dacht dat Toto mogelijk met zijn kennis van talen een groot dichter kon worden. Meneer Toto was steeds meer gaan verdwalen in al die talen.

In de kliniek trad weinig verbetering op. De behandelend psychiater Lindegren ontving een briefje van mijnheer Toto, waarin deze aangaf een taalloos leven te willen leiden. De tekst was geschreven in het Hebreeuws. Omdat er verder geen verbetering ontstond in het toestandsbeeld, besloot men over te gaan tot electroshock behandeling. Daar werd meneer Toto wel rustig van, na verloop van tijd was hij de woordenbrij in zijn hoofd kwijt, er zat geen woord meer in. Zelfs zijn eigen naam wist hij niet meer.

Het verhaal over meneer Toto, dat hier treurig eindigt, werd niet door Eke beschreven, maar door Bernlef in 1999. Het is een prachtig geschreven en ontroerend boekje met een mooie voorkant. Bij de afronding van een stage past een kadootje. Aan Eke heb ik dit boekje gegeven. Omdat het zo aangrijpend het leven van Toto beschrijft, de tolk die honderdtwaalf talen sprak. En omdat er in de wereld veel meer dan honderdtwaalf verhalen gehoord willen worden.