15 mei 2007

Waarom een smoes vaak irriteert

Smoes, smoezen. Als je het vaak zegt, wordt het een merkwaardig klinkend woord. Smoezen hebben daar overigens geen last, ze komen in uitbundige mate voor in onze communicatie. We smoezen er wat op los, en zijn vaak niet origineel in het verzinnen van een smoes. Op internet zijn allerlei lijstjes te vinden met een smoezen top-10. ‘De brug was open’ en ‘mijn band was lek’ staan daar niet meer in. Het zijn klassiekers geworden die niet goed bruikbaar meer zijn als smoes.

Wat kun je vinden in de huidige top-10 lijstjes? In de top-10 bij te hard rijden: ‘ik had een ernstige aanval van diarree’ of ‘ik moest snel zijn, want mijn huisdier ligt op sterven’. In de campagne 30-minuten-bewegen staan hoog genoteerd de smoezen: ‘ik ben te moe’ en ‘ik ben te dik’. En zo zijn er talloze andere en veelgehoorde smoezen. Soms duiken nieuwe uitvluchten op, waarvan we zeggen: ‘die kenden we nog niet’. De smoes is dan nieuw, de gedachte erachter zo oud als de wereld.

Smoezen kunnen de lachlust opwekken, maar ook gemakkelijk irriteren. Maar waarom eigenlijk? Een smoes wordt vaak gebruikt als iemand het idee heeft dat hij ergens in te kort is geschoten. Hij is te laat, heeft iets vergeten, heeft een overtreding begaan, etc. In de interactie met de ander wordt dan een smoes naar voren gebracht: ‘ik voelde me gisteren niet helemaal fit’, ‘mijn computer was gecrasht’.

Kenmerk van een smoes is dat iemand aangeeft er niets aan te kunnen doen. Hij had natuurlijk wel gewild, heeft eraan gedacht, had het anders zeker gedaan, maar helaas. Iemand die een smoes gebruikt maakt zichzelf tot een slachtoffer, hij kan er niets aan doen. ‘Wees niet boos op me’ is vaak de impliciete boodschap in een smoes. Angst voor de boosheid, kritiek of afwijzing van de ander kan dus gemakkelijk het gebruik van een smoes uitlokken.

Een mooie theorie die deze interactie kan verhelderen is de Transactionele Analyse (TA). In dat model wordt gesteld dat ieder volwassen mens aspecten van zijn kindzijn en van zijn ouders in zich heeft. Wie als kind zich vroeger veilig voelde, kon huppelen, plezier maken en ontdekken, kan als volwassene zich ook open opstellen en belangstellend contact met anderen maken.

Wie zijn ouders als streng heeft ervaren, ziet zomaar in zichzelf als volwassene ook krachtige moralen. Ook kunnen mensen de zorgzaamheid die ze van vader of moeder hebben gezien met zich meedragen in vormen van sociale bewogenheid naar hun medemens. Zo zegt de TA dus dat ieder mens zich op drie manieren kan verhouden tot een ander, namelijk als volwassene, als kind of als ouder.

Terug naar de smoes. Bij een kind horen uitdrukkingen als ‘ik kan er niets aan doen’ of ‘waarom moet mij dat overkomen’. Bij een smoes stelt iemand zich vanuit zijn kindgevoel naar de ander op: ‘ik kan er niets aan doen’. En, zo stelt de TA, daarmee appelleert hij aan ouderaspecten bij de ander: ‘geef me geen straf’, ‘wees aardig voor mij’. De ander kan dan, net als een zorgzame ouder naar een kind, reageren met: ‘geeft niets’.

Maar meestal wordt een kritische en geïrriteerde ouder in iemand wakker, omdat de ander met zijn smoes geen kind is. En dus raken we geërgerd bij het horen van een smoes, temeer omdat dit gevoel ook nog eens niet geuit kan worden. Want wie de smoes accepteert, kan moeilijk meer boos zijn op de ander. En als iemand de smoes weigert te accepteren, trekt hij de integriteit van de ander in twijfel. Je kunt niets met een smoes, zo lijkt het. ‘Je kunt er niets aan doen’.

Lijkt het. Want een smoes kan ook uitgelokt worden. Wie zich vaak in het contact met anderen opstelt als ‘ouder’, dus bijvoorbeeld streng, kritisch en normerend is, kan maken dat de ander zich complementair daaraan ‘kind’ voelt. Regelmatig zal hij niet aan de normen van de ander kunnen voldoen, en dus moeten zeggen: ‘ik kon er niets aan doen’. Maar dat zegt een volwassene dan wat eleganter, en dat wordt dan een smoes.

Smoezen. Vanuit een model als TA valt mooi te verhelderen wat de interactie is tussen mensen wanneer smoezen gebruikt worden. En hoe we met zijn allen het gebruik van smoezen in stand houden en bevorderen, soms als ‘kind’, soms als ‘ouder’. Omdat het lastig is om open en volwassen met elkaar om te gaan. Smoezen zullen nodig blijven, daar kan ik mee leven. Van originele smoezen kan ik zelfs genieten. Maar om die te verzinnen is nog niet eenvoudig.