‘Wilt u alstublieft even níet hulpverlenen’
Nee, dit is niet de tekst van
iemand die het leven zat is, die vraagt om in de steek gelaten te worden. Dit is
ook niet de uitroep van een eigenwijze dreutel, die per se alles zelf wil doen.
Het oogt als een gekke tekst. ‘Wilt u me alstublieft helpen’, ligt meer voor de
hand. Het zou gevraagd kunnen worden aan hulpverleners die er immers op gericht
zijn om te helpen, dat is hun vak. Maar juist aan hen werd die oproep gedaan. “Wilt
u alstublieft níet hulpverlenen!”
Het gebeurde op een congres over
suïcide, waar hoogleraar Ad Kerkhof een gerichte training gaf over hoe om te
gaan met mensen met suïcidale gedachten. Het wordt hoe langer hoe gekker, zou
je denken. Als er één groep is bij wie je moet helpen, dan zijn het wel mensen
die terugkerende gedachten aan de dood hebben. Waarom dan toch die oproep aan
de bezoekers van die workshop om niet te gaan ‘hulpverlenen’? Moeten we mensen
dan aan hun lot over laten?
Nee, juist niet. En daarom
mochten wij in de workshop nu even niet
‘hulpverlenen’. Maar moesten we leren luisteren en vragen stellen, over de
gedachten die de ander had. ‘Hoe vaak denkt u aan suïcide? Hoe wanhopig voelt u
zich? Wie of wat houdt u tegen om suïcide te plegen? Wat zou u bereiken als u
suïcide zou plegen?’ Dat zijn enkele van de mogelijke te stellen vragen.
Dergelijke vragen helpen de hulpverlener om het risico en de ernst van de
suïcidale gedachten in te schatten.
Maar ook voor de patiënt zijn de
vragen waardevol. Want de patiënt is meestal verward en heeft moeite zijn
gedachten te ordenen. De vragen kunnen helpen om orde aan te brengen in het
denken. Bovendien betekent voor de patiënt het gaan praten over de suïcidale
gedachten een doorbreken van zijn isolement. Want met wie kon of durfde hij
hierover praten? De vragen en het gesprek kunnen het contact tussen patiënt en
hulpverlener versterken. En dat is niet onbelangrijk. Kerkhof noemt het intermenselijk
contact zelfs het belangrijkste instrument om suïcide te voorkomen.
‘Wilt u alstublieft niet
hulpverlenen!’ Duidelijk is dat Kerkhof wil dat er echte hulp geboden wordt aan
mensen die in nood zijn. Maar ook dat het begint met luisteren naar de ander.
Hij wil in gesprek komen met mensen die eenzaam geworden zijn in hun denken,
die zich dodelijk alleen voelen en overbodig. Kerkhof wil juist niet dat hun
gedachten doodgezwegen worden, of dat het gesprek en het contact daar stopt.
Tot zover de workshop van Kerkhof
over één aspect van de behandeling bij mensen met suïcidale gedachten. Waarbij
hij aandacht vroeg voor het luisteren op een actieve en betrokken wijze. En
waarin hij ons opriep: ‘wilt u nu even niet hulpverlenen?’. We werden weer
opnieuw getraind om te luisteren, te ordenen, te verkennen en om zo contact te
maken.
Maar als je uitgebreid over
zelfdoding praat, breng je dan iemand niet op ideeën? Nee, dat is niet waar.
Als je met mensen die vermoedelijk suïcidaal zijn daarover praat, geef je hun
juist de mogelijkheid om de gevoelens en angsten die ze hebben uit te spreken.
Dat kan op dat moment net de steun zijn die ze nodig hebben. Bovendien, als je
niet weet wat mensen van plan zijn, kun je ook geen hulp bieden.
Maar als het op leven of dood
aankomt, dan komt het toch op handelen aan, op ingrijpen? Is er dan nog wel
tijd voor praten of vragen stellen? Soms niet, dan moet er direct hulp van
anderen komen, waarbij zelfs een tijdelijk gedwongen opname noodzakelijk kan
zijn. Dat is zeker waar. Maar vaak is er wel de ruimte voor een gesprek, maar
is er de aarzeling bij hulpverleners, bij artsen, psychologen en anderen. Want
het luisteren naar de doodsgedachten van een ander, het horen van zijn wanhoop,
dat is niet zo gemakkelijk te verdragen.
En dat geldt niet alleen voor
hulpverleners. Luisteren, weer luisteren en nog eens luisteren, zo gemakkelijk
is dat niet. Wat mensen wel goed afgaat is iets wat op luisteren lijkt, maar
het niet is. Ik doel op ‘half luisteren‘, vaak gevolgd door ‘hulpverlenen’.
Wanneer iemand vertelt over zijn zorgen, dan weten we al snel voldoende. En
geven vlot een advies, nou ja, suggestie, zie maar wat je ermee doet. En dan
weer over naar de orde van de dag. ‘Had je het al gehoord van Jan? Ach, morgen
kijk je er weer heel anders tegenaan. Kop op, joh. Nou, ik moet weer verder.’
Rustig, betrokken en actief
luisteren, je verdiepen in de ander, dat kost tijd en aandacht. Zeker als het
gaat om wanhoop bij de ander als gevolg van ingrijpende gebeurtenissen in diens
leven of bedreigende gedachten. Het confronteert ons met eigen angsten, met ons
eigen denken over dood en leven en wat dat leven bedreigt. En wilt u
alstublieft nu even niet ‘hulpverlenen’?