3 april 2007

‘Wilt u alstublieft even níet hulpverlenen’

Nee, dit is niet de tekst van iemand die het leven zat is, die vraagt om in de steek gelaten te worden. Dit is ook niet de uitroep van een eigenwijze dreutel, die per se alles zelf wil doen. Het oogt als een gekke tekst. ‘Wilt u me alstublieft helpen’, ligt meer voor de hand. Het zou gevraagd kunnen worden aan hulpverleners die er immers op gericht zijn om te helpen, dat is hun vak. Maar juist aan hen werd die oproep gedaan. “Wilt u alstublieft níet hulpverlenen!”

Het gebeurde op een congres over suïcide, waar hoogleraar Ad Kerkhof een gerichte training gaf over hoe om te gaan met mensen met suïcidale gedachten. Het wordt hoe langer hoe gekker, zou je denken. Als er één groep is bij wie je moet helpen, dan zijn het wel mensen die terugkerende gedachten aan de dood hebben. Waarom dan toch die oproep aan de bezoekers van die workshop om niet te gaan ‘hulpverlenen’? Moeten we mensen dan aan hun lot over laten?

Nee, juist niet. En daarom mochten wij in de workshop nu even niet ‘hulpverlenen’. Maar moesten we leren luisteren en vragen stellen, over de gedachten die de ander had. ‘Hoe vaak denkt u aan suïcide? Hoe wanhopig voelt u zich? Wie of wat houdt u tegen om suïcide te plegen? Wat zou u bereiken als u suïcide zou plegen?’ Dat zijn enkele van de mogelijke te stellen vragen. Dergelijke vragen helpen de hulpverlener om het risico en de ernst van de suïcidale gedachten in te schatten.

Maar ook voor de patiënt zijn de vragen waardevol. Want de patiënt is meestal verward en heeft moeite zijn gedachten te ordenen. De vragen kunnen helpen om orde aan te brengen in het denken. Bovendien betekent voor de patiënt het gaan praten over de suïcidale gedachten een doorbreken van zijn isolement. Want met wie kon of durfde hij hierover praten? De vragen en het gesprek kunnen het contact tussen patiënt en hulpverlener versterken. En dat is niet onbelangrijk. Kerkhof noemt het intermenselijk contact zelfs het belangrijkste instrument om suïcide te voorkomen.

‘Wilt u alstublieft niet hulpverlenen!’ Duidelijk is dat Kerkhof wil dat er echte hulp geboden wordt aan mensen die in nood zijn. Maar ook dat het begint met luisteren naar de ander. Hij wil in gesprek komen met mensen die eenzaam geworden zijn in hun denken, die zich dodelijk alleen voelen en overbodig. Kerkhof wil juist niet dat hun gedachten doodgezwegen worden, of dat het gesprek en het contact daar stopt.

Tot zover de workshop van Kerkhof over één aspect van de behandeling bij mensen met suïcidale gedachten. Waarbij hij aandacht vroeg voor het luisteren op een actieve en betrokken wijze. En waarin hij ons opriep: ‘wilt u nu even niet hulpverlenen?’. We werden weer opnieuw getraind om te luisteren, te ordenen, te verkennen en om zo contact te maken.

Maar als je uitgebreid over zelfdoding praat, breng je dan iemand niet op ideeën? Nee, dat is niet waar. Als je met mensen die vermoedelijk suïcidaal zijn daarover praat, geef je hun juist de mogelijkheid om de gevoelens en angsten die ze hebben uit te spreken. Dat kan op dat moment net de steun zijn die ze nodig hebben. Bovendien, als je niet weet wat mensen van plan zijn, kun je ook geen hulp bieden.

Maar als het op leven of dood aankomt, dan komt het toch op handelen aan, op ingrijpen? Is er dan nog wel tijd voor praten of vragen stellen? Soms niet, dan moet er direct hulp van anderen komen, waarbij zelfs een tijdelijk gedwongen opname noodzakelijk kan zijn. Dat is zeker waar. Maar vaak is er wel de ruimte voor een gesprek, maar is er de aarzeling bij hulpverleners, bij artsen, psychologen en anderen. Want het luisteren naar de doodsgedachten van een ander, het horen van zijn wanhoop, dat is niet zo gemakkelijk te verdragen.

En dat geldt niet alleen voor hulpverleners. Luisteren, weer luisteren en nog eens luisteren, zo gemakkelijk is dat niet. Wat mensen wel goed afgaat is iets wat op luisteren lijkt, maar het niet is. Ik doel op ‘half luisteren‘, vaak gevolgd door ‘hulpverlenen’. Wanneer iemand vertelt over zijn zorgen, dan weten we al snel voldoende. En geven vlot een advies, nou ja, suggestie, zie maar wat je ermee doet. En dan weer over naar de orde van de dag. ‘Had je het al gehoord van Jan? Ach, morgen kijk je er weer heel anders tegenaan. Kop op, joh. Nou, ik moet weer verder.’

Rustig, betrokken en actief luisteren, je verdiepen in de ander, dat kost tijd en aandacht. Zeker als het gaat om wanhoop bij de ander als gevolg van ingrijpende gebeurtenissen in diens leven of bedreigende gedachten. Het confronteert ons met eigen angsten, met ons eigen denken over dood en leven en wat dat leven bedreigt. En wilt u alstublieft nu even niet ‘hulpverlenen’?