26 september 2006

Geschifte kip, drie maanden

Het gesprek was al even op gang, en de toon was nog goed. Ineens sloeg haar stemming om en ze zei geïrriteerd: nee, dat hoef ik niet te weten, dat is nergens voor nodig. Zo reageerde ze op mijn vraag of ze ook wist vanuit eerdere behandelingen wat de gestelde diagnose was. Ze wilde het niet weten.

In het gesprek wat volgde maakte ik haar duidelijk dat een diagnose van belang is om een behandeling te kunnen kiezen. Het verband tussen diagnose en behandeling is heel duidelijk in de somatiek. Wie in het ziekenhuis hoort dat zijn been gebroken is (diagnose) krijgt waarschijnlijk gips (behandeling), wie hoort dat de hoofdpijnklachten op migraine wijzen (andere diagnose) krijgt mogelijk daarvoor geschikte medicatie (andere behandeling).

Ook in de psychiatrie geldt dat er een relatie is tussen diagnose en behandeling. De behandeling van iemand met een angststoornis verloopt echt anders dan van iemand met een psychose. Bij een angststoornis of fobie volgt vaak gedragstherapie, bij een psychose bestaat de behandeling in de eerste plaats uit medicijnen. Daarbij is goed opletten van belang: iemand met een psychose kan ook erg angstig zijn. Dat maakt gelijk duidelijk dat een gedegen opleiding van belang is om goed te kunnen bepalen wat er precies met iemand aan de hand is.

Een diagnose helpt dus om een keus te maken voor een behandeling en is een noodzakelijk onderdeel van een behandelplan. Wie in behandeling komt, zal dus wel niets liever willen dan dat de juiste diagnose gesteld wordt, zodat de daarbij passende behandeling ingesteld kan worden. Bovendien, een diagnose kan ook wenselijk zijn om daardoor gemakkelijker in contact te komen met lotgenoten, om daar herkenning en steun bij te vinden.

En toch wil iemand niet altijd graag zijn diagnose weten. De mevrouw die in de intake knorrig op mijn vraag reageerde is absoluut niet de eerste die haar diagnose liever niet wilde weten.

Soms willen mensen een diagnose niet weten, omdat ze bang zijn voor wat ze te horen krijgen. Ze zijn bang om te weten wat hun nog aan narigheid boven het hoofd hangt. Deze mensen zullen ook niet graag de bijsluiter van medicijnen lezen. Behalve angst kunnen diagnoses in de psychiatrie ook nogal eens gevoelens van aversie oproepen. Zo wilde een mevrouw per se niet de diagnose borderline, omdat ze iemand kende die alcoholist was en steeds probeerde er een eind aan te maken. “En zo ben ik niet”, aldus deze mevrouw. Ze wilde niet via een diagnose deze ander als lotgenoot.

Een dergelijke aversie kan berusten op onkunde ten aanzien van een stoornis en bijbehorende symptomen. Maar de tegenzin tegen een diagnose heeft ook te maken met de status die een dergelijke diagnose in het maatschappelijk verkeer heeft. Wie hartklachten heeft kan veelal rekenen op steun en begrip vanuit de omgeving, wie onduidelijke vermoeidheidsklachten heeft wordt mogelijk vooral aangespoord of opgejaagd om door te zetten. En iemand die uitkomt voor haar borderlinestoornis is mogelijk bang voor de consequenties die dit kan hebben op het werk of in de vriendenkring. Met de ene diagnose presenteer je jezelf gemakkelijker dan met de andere.

En er is nog een reden waarom diagnoses gevoelig liggen. Diagnoses lijken verbonden met macht in relaties. Je kunt zeggen dat een diagnose stellen soms gevoeld wordt als een oordeel vellen. Het kan de macht accentueren van degene die de diagnose stelt. Met de diagnose komt mee wat er moet gebeuren aan (nare) behandeling, of wordt de toekomst onzeker.

Maar de patiënt kan desgewenst ook zelf macht halen uit een diagnose . Wanneer een patiënt eenmaal een diagnose ‘heeft’, dan kan hij deze gebruiken naar anderen, voor goede zelfzorg, maar soms ook om zich achter te verschuilen wanneer hij iets niet wil.

Een patiënte had dit ervaren en vertelde: “Laatst was ik een dag met vrienden naar het pretpark, ik had het eigenlijk wel gezien en wilde naar huis. Als ik dat zeg, dan gebeurt dat nu zomaar, omdat ze weten dat ik op mijn grenzen moet letten. Met mijn diagnose borderline kan ik nu heel dominant worden.”

Wat kunnen we uit dit alles concluderen? Duidelijk is dat diagnoses nodig zijn om een juiste behandeling te kiezen en helpen om lotgenoten te vinden. Maar diagnoses kunnen ook afschrikken, omdat ze een angstig beeld oproepen van wat je te wachten staat, of omdat ze je confronteren met anderen waar je niet op wil lijken. Diagnoses kunnen tenslotte ook een gevoel van kleinheid geven, of zijn een pasje waarmee je je juist groter en sterker gaat voelen.

Vanwege deze grote belangen is het zorgvuldig en respectvol stellen van een diagnose van groot belang. De typering ‘geschifte kip’ lijkt dan ook in de verste verte niet op een diagnose, meer op burenroddel of borrelpraat. Toch wordt deze ‘diagnose’ toegeschreven aan Freud, die juist bekend stond om zijn zeer nauwkeurige diagnoses. Een behandelplan omvat naast een diagnose ook een plan van aanpak. Toen Freud deze patiënte verwees naar een leerling, luidde het volledige behandelplan: ‘Geschifte kip. Drie maanden (behandeling)’. Het was zonder meer kort en krachtig.