31 januari 2006

Het schillen van aardappels en levensgeluk

Rustig gezeten aan tafel had ik de aardappels geschild. Buiten pikten de koolmezen aan de zojuist door mij opgehangen vetbollen, één blik op de buitenthermometer maakte duidelijk dat ze in de kou zaten, figuurlijk dan. Het eten smaakte ze zo te zien goed, en nog even, dan zou ik het rammelen van de pannendeksels gaan stoppen met enkele kleine draaibewegingen. Het was een kwestie van even de knoppen omzetten, dan konden wij ook gaan eten.

Eerder deze week hadden we ook een aardappeltje geschild met een patiënt. Het was een intake, en dan is het van belang om goed te kijken en te luisteren en samen te overleggen over een mogelijk behandelplan. Een moeizame relatie, een ontsporende puber, vastgelopen werk, geen contacten met de familie. Het was een droevig verhaal, zoals ze vaker worden verteld en gehoord. Deze meneer had niet stil gezeten, hij had eerdere behandelingen gevolgd, maar het wilde nu niet meer. Hij was op.

Nou ja, niet zo dat hij niets meer kon, hij wilde wel graag in behandeling komen. Want uiteindelijk streefde hij naar zich gelukkig voelen, zich goed voelen, geen zorgen meer te hebben. Het mocht nu wel eens goed gaan. Op dit punt kon hij op onze volledige instemming en steun rekenen. Maar daarna liep het vast in het gesprek. Want de vraag die hem toen gesteld werd – waar bestaat dat geluk uit, hoe ziet dat eruit – kon hij niet beantwoorden.

En dat is niet gek, als je bedenkt dat veel meer mensen dezelfde moeite ervaren. Ze hebben dan wel een sterk gevoel dat het zo niet goed gaat en verlangen naar de tijd dat ze zich goed gaan voelen. Soms piekeren ze daar dagenlang over, waarbij overdag de concentratie en ’s nachts de slaap wordt verstoord. Ze zijn moe, de aardappels branden bijna aan en het eten smaakt hen niet.

Niet dat ze nooit een moment van geluk hebben gekend, maar het lijkt zo lang geleden, en het is zo weinig, ze kunnen het niet vasthouden. En soms kan het boos maken, dat het hen zo gaat en anderen moeiteloos het leven consumeren. Konden ze maar zo zorgeloos als de vogels genieten van dat vet, een leventje vol vrijheid en heerlijke zaadjes.

Wat er moet veranderen weten ze niet. Ja, ze willen zich goed voelen, maar hoe? Als ik dat wist, zat ik hier niet, wordt dan enigszins bits geantwoord. Het is goed om dat eens letterlijk te nemen. Dat zou betekenen dat het vooral een kennisprobleem is wat mensen hebben. Ik weet niet wat mij gelukkig kan maken. Of, en dat ligt in het verlengde, mogelijk is het een keuzeprobleem en weten mensen niet wat ze moeten kiezen.

In het intakegesprek opperde ik of aardappels schillen kon bijdragen aan het levensgeluk. Dat was maar een rare vraag, vond deze mijnheer. Hij schilde ze nooit, dat deed zijn vrouw altijd, nou ja, de laatste tijd gebeurde dat ook niet meer. Meestal at hij staande voor de magnetron een gemakshapje uit de supermarkt. Maar bovendien, hij had het over levensgeluk, en dat had toch niets uit te staan met zoiets oubolligs als het schillen van de piepers.

Ik moest hem toegeven dat het schillen van eigenheimers soms best een vervelend klusje is. Het concreet maken van levensgeluk (wat is dat?) is niet gemakkelijk. Er is begrijpelijke weerstand om te zeggen dat het pitten van wat aardappels gelukkig maakt. ‘Als het zo gemakkelijk was, dan had ik het allang gedaan! Bovendien, je bent toch waarachtig niet op aarde om bintjes van hun schil te ontdoen?’

Meer dan vijftig jaar geleden en in volstrekt andere omstandigheden worstelde een jonge joodse vrouw in Amsterdam ook met dit dilemma. Terwijl in Europa de oorlog was uitgebroken en zij voor haar leven moest vrezen, schreef ze over de grote levensvraagstukken, haar eigen ontwikkeling en over haar ongewisse toekomst. Etty van Hillesum, want om haar gaat het, heeft grote gedachten, maar realiseert zich dan dat de les die ze die vrijdag aan dat ijverige meisje moet geven eigenlijk veel belangrijker is. Ze omschrijft het als het dempen van een oceaan, met behulp van een schepje en een emmertje. En toch gaat het daarom, om het veroveren van steeds weer kleine stukjes land.

Of om het schillen van aardappels. In de intake kwamen we er niet helemaal uit, en we spraken af om het gesprek later voort te zetten. Over het aardappelschillen zou hij nadenken. Als levensgeluk als een aardappel is, dan zou je het moeten schillen en in stukjes snijden om er van te kunnen genieten. Maar, zo zei hij, ik denk dat ik liever rijst heb. Dat zou hem toch ook gelukkig kunnen maken?