Het schillen van aardappels en levensgeluk
Rustig gezeten aan tafel had ik
de aardappels geschild. Buiten pikten de koolmezen aan de zojuist door mij
opgehangen vetbollen, één
blik op de buitenthermometer maakte duidelijk dat ze in de kou zaten,
figuurlijk dan. Het eten smaakte ze zo te zien goed, en nog even, dan zou ik
het rammelen van de pannendeksels gaan stoppen met enkele kleine
draaibewegingen. Het was een kwestie van even de knoppen omzetten, dan konden
wij ook gaan eten.
Eerder deze week hadden we ook
een aardappeltje geschild met een patiënt. Het was een intake, en dan is het
van belang om goed te kijken en te luisteren en samen te overleggen over een
mogelijk behandelplan. Een moeizame relatie, een ontsporende puber, vastgelopen
werk, geen contacten met de familie. Het was een droevig verhaal, zoals ze
vaker worden verteld en gehoord. Deze meneer had niet
stil gezeten, hij had eerdere behandelingen gevolgd, maar het wilde nu niet
meer. Hij was op.
Nou ja, niet zo dat hij niets
meer kon, hij wilde wel graag in behandeling komen. Want uiteindelijk streefde
hij naar zich gelukkig voelen, zich goed voelen, geen zorgen meer te hebben.
Het mocht nu wel eens goed gaan. Op dit punt kon hij op onze volledige
instemming en steun rekenen. Maar daarna liep het vast in het gesprek. Want de
vraag die hem toen gesteld werd – waar bestaat dat geluk uit, hoe ziet dat
eruit – kon hij niet beantwoorden.
En dat is niet gek, als je
bedenkt dat veel meer mensen dezelfde moeite ervaren. Ze hebben dan wel een
sterk gevoel dat het zo niet goed gaat en verlangen naar de tijd dat ze zich
goed gaan voelen. Soms piekeren ze daar dagenlang over, waarbij overdag de
concentratie en ’s nachts de slaap wordt verstoord. Ze zijn moe, de aardappels
branden bijna aan en het eten smaakt hen niet.
Niet dat
ze nooit een moment van geluk hebben gekend, maar het lijkt zo lang geleden, en
het is zo weinig, ze kunnen het niet vasthouden. En soms
kan het boos maken, dat het hen zo gaat en anderen moeiteloos het leven
consumeren. Konden ze maar zo zorgeloos als de vogels genieten van dat vet, een
leventje vol vrijheid en heerlijke zaadjes.
Wat er moet veranderen weten ze
niet. Ja, ze willen zich goed voelen, maar hoe? Als ik dat wist, zat ik hier
niet, wordt dan enigszins bits geantwoord. Het is goed om dat eens letterlijk
te nemen. Dat zou betekenen dat het vooral een kennisprobleem is wat mensen
hebben. Ik weet niet wat mij gelukkig kan maken. Of, en dat ligt in het
verlengde, mogelijk is het een keuzeprobleem en weten mensen niet wat ze moeten
kiezen.
In het intakegesprek opperde ik
of aardappels schillen kon bijdragen aan het levensgeluk. Dat was maar een rare
vraag, vond deze mijnheer. Hij schilde ze nooit, dat deed zijn vrouw altijd,
nou ja, de laatste tijd gebeurde dat ook niet meer. Meestal at hij staande voor
de magnetron een gemakshapje uit de supermarkt. Maar bovendien, hij had het
over levensgeluk, en dat had toch niets uit te staan met zoiets oubolligs als het
schillen van de piepers.
Ik moest hem toegeven dat het schillen
van eigenheimers soms best een vervelend klusje is. Het concreet maken van
levensgeluk (wat is dat?) is niet gemakkelijk. Er is begrijpelijke weerstand om
te zeggen dat het pitten van wat aardappels gelukkig maakt. ‘Als het zo
gemakkelijk was, dan had ik het allang gedaan! Bovendien, je bent toch
waarachtig niet op aarde om bintjes van hun schil te ontdoen?’
Meer dan vijftig jaar geleden en
in volstrekt andere omstandigheden worstelde een jonge joodse vrouw in
Amsterdam ook met dit dilemma. Terwijl in Europa de oorlog was uitgebroken en
zij voor haar leven moest vrezen, schreef ze over de grote levensvraagstukken,
haar eigen ontwikkeling en over haar ongewisse toekomst. Etty van Hillesum,
want om haar gaat het, heeft grote gedachten, maar realiseert zich dan dat de
les die ze die vrijdag aan dat ijverige meisje moet geven eigenlijk veel
belangrijker is. Ze omschrijft het als het dempen van een oceaan, met behulp
van een schepje en een emmertje. En toch gaat het daarom, om het veroveren van
steeds weer kleine stukjes land.
Of om het schillen van
aardappels. In de intake kwamen we er niet helemaal uit, en we spraken af om
het gesprek later voort te zetten. Over het aardappelschillen zou hij nadenken.
Als levensgeluk als een aardappel is, dan zou je het moeten schillen en in
stukjes snijden om er van te kunnen genieten. Maar, zo zei hij, ik denk dat ik
liever rijst heb. Dat zou hem toch ook gelukkig kunnen maken?