Partners
Goed geïnformeerd zijn is het halve werk. Deze
uitdrukking gaat nog een stap verder dan die andere, wat oudere uitspraak. Het
gezegde bezint eer ge begint geeft
weliswaar aan dat nadenken vooraf zou moeten gaan aan handelen, maar is op twee
punten minder specifiek. Zo valt niet vast te stellen hoeveel tijd aan het
bezinnen besteed zou moeten worden. Bovendien wordt in het midden gelaten of
dit bezinnen plaats vind met anderen of meer een soort meditatief moment van
uzelf is. Ongetwijfeld is de uitspraak over het goed geïnformeerd zijn van
latere datum dan het meer klassiek klinkende bezint eer ge begint. Goede
informatie, daar gaat het om.
Binnen de psychiatrie, de
somatische zorg en andere vormen van hulpverlening werd het verstrekken van
informatie dan ook steeds meer gangbaar. In behandelplannen wordt vaak
gesproken van psycho-educatie, wat inhoudt het geven van voorlichting over de
diagnose, het verwachte verloop van een klacht, werking en bijwerking van
medicijnen of een andere behandeling, etc.
Vaak wordt psycho-educatie breder
opgevat. Te denken valt aan het begeleiden van mensen in het omgaan met stress
en daaruit voortvloeiende klachten. Maar ook het helpen gevoelens een plek te
geven bij verlies van mogelijkheden en het ervaren van eigen veerkracht om
verder te gaan.
Voor mensen met ernstige
psychiatrische ziektes zoals schizofrenie of manisch-depressiviteit werden
psycho-educatie cursussen ontworpen. Door de cursusvorm kwam het geven van
voorlichting centraal te staan en kregen mensen kans zich de informatie eigen
te maken. Bovendien zijn dergelijke groepen meer dan een informatiecursus en is
er naast het overdragen van kennis tijd voor andere zaken. Er is aandacht voor
gevoelens van verdriet, boosheid of machteloosheid die naar boven komen bij
ernstige klachten of ziekten. Dit kun je rouwverwerking noemen. Ook wordt
gesproken over, of geoefend met, hoe om te gaan met de gevoelens en de ziekte,
eigenlijk een soort coaching.
Dit is een duidelijke verandering
in de rol van hulpverlener. Aanvankelijk was het de dokter die voor zichzelf
vaststelde wat er mis was en voorschreef wat de remedie moest zijn. Vervolgens
kwam er aandacht voor de voorlichtende rol van de hulpverlener. Deze bestaat
uit het toelichten van de gestelde diagnose en de mogelijke opties in de
behandeling. In de wet werd dit zo vastgelegd dat pas na verkregen toestemming
een behandeling kan starten. Deze toestemming kan uiteraard pas gegeven worden
wanneer iemand voldoende geïnformeerd is om een keus te maken of een besluit te
nemen.
Nu is het geven van voorlichting
nog niet zo eenvoudig. Uit een onderzoek naar het effect van de hoeveelheid
informatie voorafgaand aan een endoscopie bleek dat niet iedereen op dezelfde
wijze hiervan profiteerde. Bij sobere informatie daalde bij vermijdend
ingestelde mensen wel hun angstniveau, bij meer uitgebreide voorlichting steeg
juist de spanning. Bij mensen die gericht waren op aanpakken van de problemen
lag dit omgekeerd. Hoe meer informatie, hoe lager de spanning. Het geven van
voorlichting zal dus gedoseerd moeten zijn en afgestemd op degene die
voorlichting krijgt. Daarmee komen we uit bij een nieuwe ontwikkeling.
Op allerlei terreinen wordt de
laatste jaren gesproken over empowerment. Dit begrip komt voor in beleidsstukken
van de overheid, in managementcursussen en binnen het zorgbeleid. Een vertaling
van de term is (nog) niet voorhanden. Bij empowerment gaat het om aansluiten
bij de kennis en kracht van mensen. Het idee is dat de zelfcontrole van mensen
de ruimte moet krijgen. Een collega-instelling van GGZ-Friesland omschreef
empowerment met ´het weer krijgen van regie over eigen lijf en leden, wat
alleen mogelijk is als hulpverleners en begeleiders een bondgenootschap of
co-partnership met hun cliënten aangaan´. De hulpverlener als partner.
Raakt de deskundige dokter of
hulpverlener nu helemaal uit beeld? De praktijk leert wel anders. Maar deze
nieuwe ontwikkeling legt wel een interessant accent. Klachten en ziekten worden
ervaren als een verlies van regie of controle over het eigen functioneren. Het
is van belang dat mensen zelf kunnen blijven sturen, juist wanneer dit sturend
vermogen bedreigd wordt door ziekte. Dat kan door de ander als partner te
betrekken bij het oplossen van het probleem. Dat neemt niet weg dat therapie,
medicijnen, het delen van kennis en het bieden van ondersteuning, afgestemd op
de persoon, een essentieel onderdeel blijven van de behandeling.
Ergens kwam ik het volgende
verhaal tegen. Een vrouw die met behulp van medicijnen hersteld was van een
depressie kreeg het advies de medicijnen te blijven slikken om een mogelijke
terugval te voorkomen. Ze was eigenwijs in de ogen van anderen en stopte. Na
verloop van tijd kreeg ze een terugval en moest alsnog de medicijnen slikken.
Toen de omgeving haar zei: zie je nu wel, je had beter moeten luisteren, zei
ze: nee, want dan had ik altijd moeten leven met de gedachte dat ik de
medicijnen mogelijk voor niets slikte.