Het geluk van Hans
En ze leefden nog lang en
gelukkig. Zo eindigen veel sprookjes. Maar voor het zover is, passeert eerst
allerhande narigheid. Zo kan een knappe man ineens een kikker worden, blijkt
een jonge geitenmoeder na even te zijn weggeweest beroofd van bijna haar
voltallig gezin en wordt een oude, zieke oma door haar bezoek verorberd. Uit
dit laatste sprookje zou iemand kunnen afleiden dat bij onverwachte visite wel
degelijk over smaak valt te twisten.
Hoe dan ook, één ding is zeker:
in Roodkapje en de boze wolf, en vele andere sprookjes, komt geluk altijd na
het ongeluk. Nadat op vaak wonderlijk eenvoudige wijze leed ongedaan is gemaakt
en geliefden, gezinnen of families zijn herenigd, is er uiteindelijk altijd het
gelukkige leven.
Sprookjes en oude volksverhalen
weerspiegelen iets van het echte leven. Ook in het dagelijkse bestaan van
mensen is veel narigheid. Ziektes, ongelukken, falen, gemis, de meeste mensen
komen tegenslagen in hun leven in meervoud tegen. Het leven kent zoveel
verdriet dat het wel eens wordt getypeerd met een tranendal. Pas na dit leven
kom je op de top aan de overzijde van het dal. Het echte geluk komt later.
Mensen die in een hemel of een hiernamaals geloven verwachten na de dood een
lang en gelukkig leven.
Maar mensen kennen toch ook in
hun leven momenten van geluk. Op onverwachte momenten kunnen mensen zich
gelukkig voelen. Vaak zijn het niet meer dan momenten, en verwonderlijk lijkt
dat niet. Van alle kanten wordt een gevoel van geluk bedreigd. Pijn uit het
verleden, angst voor de toekomst, ze dringen zomaar het heden binnen.
Over de kwetsbaarheid en
eindigheid van het leven valt dagelijks te lezen in de kranten, en om de
haverklap worden mensen opgeschrikt door ernstige gebeurtenissen in familie of
vriendenkring. Soms zodanig, dat verzucht wordt: het mag nu wel eens stoppen.
En dan is er de dagelijkse ‘kleine’ stress, van werk, huishouden, opvoeden,
ruzies of allerhande lichamelijke ongemakken. Mensen lijken niet voor het geluk
geschapen te zijn, zo lijkt het.
Martin Seligman, een beroemd
Amerikaans psycholoog, deed onderzoek naar geluk en schreef er een boek over.
Omstandigheden lijken maar voor een zeer klein deel bepalend te zijn voor
geluk. Of je inkomen stijgt, waar je woont, hoe je gezondheid is, het lijkt
allemaal weinig bij te dragen aan gelukkig voelen. Veel meer bepalend voor
gelukkig voelen is de acceptatie en tevredenheid met verleden, heden en
toekomst. Geluk is hier dus niet het bereiken van meer of anders, maar het
genoeg hebben aan het moment. Gelukkig zijn gaat samen op met acceptatie, van
jezelf, de ander, de wereld.
Wel, Hans was er klaar mee. Na
zeven jaren hard werken ver van huis nam hij ontslag, en kreeg als loon een
klomp goud mee. Op weg naar huis trof hij een ruiter, en vermoeid geworden door
het immense gewicht van zijn beloning verlangde hij even vrij als de ruiter op
een paard te zitten. Hij ruilde het goud voor het paard, en genoot korte tijd
van het rijden. Na het roepen van hop-hop zette het paard er fors de sokken in
en Hans belande op de grond. Een boer hield het paard staande, en ruilde zijn
koe met het paard. Hans trok vrolijk verder met de koe, die hem melk, boter en
kaas kon geven. Bij het melken van de koe kreeg hij een schop met de
achterpoten en raakte even buiten westen. Juist toen kwam een slager voorbij,
die zag dat het een oude koe was. Hij gaf Hans een jong varken in ruil voor de
koe.
Terwijl hij verder trok dacht
Hans na over wat er gebeurde. Steeds als iets naars gebeurde kwam het daarna
meteen weer in orde. Hij vertelde een jongen die hij tegenkwam van dit geluk.
Deze waarschuwde hem dat in het dorp even verderop bij de rechter een varken
was gestolen en men nu naar de dief zocht. Hans werd bang, en ruilde zijn
varken voor de gans van de jongen. Tevreden vervolgde hij zijn weg. In het
laatste dorp kwam hij een scharensliep tegen en vertelde hem zijn verhaal. Hoe
hij de gans voor het varken, het varken voor de koe, de koe voor het paard, het
paard voor de klomp goud had geruild.
De scharensliep was van mening
dat Hans zich altijd goed had weten te redden. Maar het mooiste is als je je eigen
verdiende geld kan horen rammelen, zo zei hij. Hans wilde wel, en ruilde de
gans voor twee slijpstenen. Met deze twee zware stenen ging hij verder, als een
zondagskind zo blij.
De dag was lang, de stenen waren
zwaar en Hans kreeg dorst. Gelukkig vond hij een bron. Bij het voorover buigen
om te drinken vielen de stenen in de put. Hans sprong op, dankte God, dat hij
zo gemakkelijk van de zware stenen bevrijd was, want ze waren hem alleen maar
tot last. Zo gelukkig als ik ben, is er geen sterveling onder de zon, riep hij
uit. En dan eindigt dit sprookje van Grimm met de woorden: En met een vrolijk
hart, vrij van elke last, sprong hij verder tot hij bij zijn moeder thuis was
gekomen.