Ik moet er steeds aan denken
De gedachten zijn vrij, en dat is
plezierig. Maar sommige gedachten geven meer last dan lust. Ze zijn ongewild, dringen
zich vrijpostig aan ons op. Impulsief dringen ze het denken binnen, soms
agressief, soms seksueel gekleurd. Ook zijn er de flitsen van beelden of
herinneringen aan nare gebeurtenissen. Kenmerkend is het gebrek aan sturing of
controle, de gedachten zijn er zomaar.
Uit onderzoek blijkt dat
dergelijke ongewilde gedachten of gevoelens bij alle mensen voorkomen. De
meeste mensen laten zich hier niet door ontregelen. Maar wanneer dergelijk
gedachten, herinneringen of flashbacks zich blijven opdringen geeft dat
klachten.
Soms blijven na een traumatische
gebeurtenis beelden, gedachten of emoties steeds opnieuw naar boven komen. Soms
is er geen traumatische gebeurtenis, maar wordt het leven van mensen ontregeld
door telkens terugkerende ongewenste gedachten. Ze proberen deze gedachten de
baas te worden, bijvoorbeeld met behulp van dwangmatige gedragingen. Er is dan
sprake van een dwangstoornis, met obsessieve gedachten. Obsessieve gedachten of
nare herinneringen veroorzaken veel leed en ongemak.
Mensen steunen of bemoedigen
graag anderen die het moeilijk hebben. Zo kan iemand die steeds maar weer
terugdenkt aan een voor hem of haar nare, ingrijpende gebeurtenis het advies
krijgen: Denk er maar niet teveel aan. Probeer het liever te vergeten of aan
andere dingen te denken. Wie deze aanbeveling ter harte neemt ontdekt dan dat
het helemaal niet zo gemakkelijk is ergens niet aan te denken. Sterker, het
lijkt wel of je er steeds meer aan moet denken.
In zijn boek over Witte beren en ongewenste
gedachten beschrijft Daniel M. Wegner een inmiddels klassiek experiment met
betrekking tot het onderdrukken van gedachten. Aan de ene groep studenten werd
gevraagd aan witte beren te denken, de andere groep kreeg als opdracht juist
niet aan witte beren te denken.
Het bleek dat de groep die er
niet aan mocht denken er meer aan dacht dan de groep die gevraagd werd er wel
aan te denken. Toen vervolgens de opdrachten verwisseld werden, bleek dat de
groep die er eerst niet aan had mogen denken, er sterker aan dacht dan de
andere groep. De opdracht tot het enige tijd onderdrukken van gedachten aan
witte beren had gemaakt dat deze beren op uiterst opdringerige wijze hen steeds
weer in gedachten bleven komen, meer dan bij de andere groep.
Het liefst vermijden mensen het
denken aan nare of belastende gebeurtenissen. Vermijden of verdringen lijken
weinig succesvolle strategieën te zijn, mensen worden er ziek van. Dat leek de
conclusie van bovenstaand onderzoek.
Nader beschouwd blijkt dit echter
niet het geval. Veel mensen kunnen ongewilde gedachten of gevoelens
terugdringen. Niet iedereen die wel eens fantasieën of gedachten heeft aan een
ernstige ziekte ontwikkeld een obsessieve stoornis en bij de meeste
slachtoffers geeft hun veerkracht nare herinneringen geen kans uit te groeien
tot traumatische vormen. Verdringing of vermijding zijn op zich niet verkeerd.
Het gaat veel meer om falende
vermijding. Dat is althans wat Frans Winkel betoogde in zijn rede bij de
aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de victimologie, de wetenschap die
gaat over de reacties op slachtofferschap. Het niet onder controle krijgen van
de nare gedachten leidt gemakkelijk tot uitspraken als: ik kan nu helemaal niks
meer, ik ben eigenlijk een wrak. Vanwege het ontbreken van controle worden deze
gedachten beleefd en geïnterpreteerd als een voortgezet slachtofferschap. Het
gaat dus om misinterpretaties.
Dat was ook de conclusie van S.
Rachman en anderen die onderzoek gedaan hadden bij mensen met obsessieve
gedachten. Niet de opdringerige gedachten op zich, maar het idee dat je de
enige bent die ze hebt, dat je die gedachten niet voor niets hebt, de angst dat
ze niet meer weggaan en dat je gek dreigt te worden, dat maakt opdringerige
gedachten tot obsessies.
De gedachten zijn vrij. Soms is
dat plezierig, soms zijn gedachten ongewild. En bij dat laatste is het goed om
te weten dat dus iedereen dergelijke gedachten en gevoelens heeft. Dat geeft
lucht wanneer je steeds weer bepaalde gedachten hebt. Je bent niet de enige,
denk daar maar aan.