dinsdag 27 januari 2004

U mag het zeggen

Stel: ik had voorafgaand aan het lezen van het artikel ‘Over de waarde van het woord’ mijn stemming bepaalt met behulp van, laten we zeggen, een klein apparaatje wat de emotionele centra in mijn hersenen kan scannen. Vervolgens had ik na het lezen van het bewuste artikel opnieuw met die handige stemmingsmeter mijn emotionele hersengebieden afgetast, om vervolgens de twee scores te vergelijken en vast te stellen: mijn humeur is beter geworden na het lezen van deze tekst. Stel dat het kon. Zou het een betere indicatie geven hoe de inhoud van de tekst mij aansprak? Al zou het kunnen, ik zou het niet willen. Ik wil het zelf voelen, en het zelf kunnen zeggen.

Het bedoelde artikel gaat over het belang van zelfrapportages. Een zelfrapportage is een methode waarbij iemand zelf rapporteert over wat hij waarneemt, buiten zichzelf, in zichzelf, wat hij ervaren heeft, wat hij denkt, hoe hij zich voelt.

Nu kleven er wel wat nadelen aan zelfrapportages. Soms geven mensen sociaalwenselijke antwoorden, dat wil zeggen dat ze proberen in te schatten wat de vragensteller graag wil horen. Zo zullen mensen bij een lichamelijk onderzoek door de huisarts soms bevestigend antwoorden op de vraag of het hier pijn doet, ook al voelen ze op dat moment op die plek niets.

Ook kan iemand belang hebben bij het geven van bepaalde informatie, bijvoorbeeld wanneer een psychiatrische rapportage moet worden opgesteld in het kader van een forensisch onderzoek.

Behalve dat iemand niet goed kan of wil antwoorden, worden reacties ook beïnvloed door de vraagstelling. In het verhaal over zelfrapportages worden nogal wat effecten genoemd die toegeschreven moeten worden aan de wijze van vragen.

Een vragenlijst meet deels zichzelf, zou je kunnen zeggen. Dit hoeft op zich niet te verbazen. Net zoals je als gesprekspartner van iemand invloed hebt op de loop van het gesprek, heb je dat ook wanneer je contact via papier verloopt, via een vragenlijst. Van belang is wel om dit effect zo goed mogelijk in kaart te brengen en zo mogelijk uit te filteren. In het bewuste artikel worden verder veel onderzoeken aangehaald die de betrouwbaarheid van vragenlijstonderzoek lijken aan te tonen.

Soms lijkt het alsof de psychologie steeds meer terrein moet prijsgeven, zeker naarmate er meer ontdekt wordt over hormonen, neurotransmitters, genen en hun onderlinge relaties. Maar leidt de kennis in dit veld nu ook tot overbodigheid van zelfrapportage?

Stel dat er straks apparaatjes zij die de stemming kunnen bepalen of  de aard van de emotie beschrijven. Wat denkt u? Och, dat hoef ik u dan niet te vragen, als ik het echt wil weten kan ik beter wat metingen bij u verrichten. U hoeft niets meer te zeggen.

Hoe gaat dit nu binnen de psychiatrie? Daar wordt gebruik gemaakt van allerlei vormen van onderzoek. Soms is lichamelijk onderzoek nodig, worden bepalingen gedaan aan de hand van bloed- of urinemonsters, of wordt een scan van het hersenweefsel gemaakt. Naast dit biologisch gerichte onderzoek worden mensen soms geobserveerd, of worden familieleden van iemand gevraagd naar hun ervaringen, observaties en indrukken. Dit laatste wordt de heteroanamnese genoemd. Maar bovenal komt toch iemand zelf aan het woord, rechtstreeks in het contact, en kan zijn verhaal doen, over gezondheid en ziekte, leefstijl en handicaps, vroeger en nu. Dit wordt de anamnese genoemd. Voor het bepalen van een diagnose is deze vorm van zelfrapportage van groot belang.

Er zijn allerlei soorten kennis en ze hebben alle hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Kennis van hormonale systemen of neurotransmitteroverdracht kan behulpzaam zijn bij het behandelen van bijvoorbeeld mensen met depressieve klachten. Maar ook dan zal uiteindelijk het effect van de medicatie met name beoordeeld worden door de gebruiker, en zal deze gevraagd worden hierover te rapporteren.

Bestudering en observatie van gedrag geeft informatie die kan helpen om iemand te begrijpen. Maar wie niet vraagt naar wat de ander er zelf van vindt, die doet zichzelf en de ander tekort. Wie niet oprecht luistert naar de ander mist veel. Voor de laatste maal, stel. Stel dat handige apparaatjes bedacht kunnen worden, om uw gevoelens in kaart te brengen. Zodat u niets meer hoeft te zeggen. Denkt u dat het kan? Zou u het willen?