U mag het zeggen
Stel: ik had voorafgaand aan het
lezen van het artikel ‘Over de waarde van het woord’ mijn stemming bepaalt met
behulp van, laten we zeggen, een klein apparaatje wat de emotionele centra in
mijn hersenen kan scannen. Vervolgens had ik na het lezen van het bewuste
artikel opnieuw met die handige stemmingsmeter mijn emotionele hersengebieden afgetast,
om vervolgens de twee scores te vergelijken en vast te stellen: mijn humeur is
beter geworden na het lezen van deze tekst. Stel dat het kon. Zou het een
betere indicatie geven hoe de inhoud van de tekst mij aansprak? Al zou het
kunnen, ik zou het niet willen. Ik wil het zelf voelen, en het zelf kunnen
zeggen.
Het bedoelde artikel gaat over
het belang van zelfrapportages. Een zelfrapportage is een methode waarbij
iemand zelf rapporteert over wat hij waarneemt, buiten zichzelf, in zichzelf,
wat hij ervaren heeft, wat hij denkt, hoe hij zich voelt.
Nu kleven er wel wat nadelen aan
zelfrapportages. Soms geven mensen sociaalwenselijke antwoorden, dat wil zeggen
dat ze proberen in te schatten wat de vragensteller graag wil horen. Zo zullen
mensen bij een lichamelijk onderzoek door de huisarts soms bevestigend
antwoorden op de vraag of het hier pijn doet, ook al voelen ze op dat moment op
die plek niets.
Ook kan iemand belang hebben bij
het geven van bepaalde informatie, bijvoorbeeld wanneer een psychiatrische
rapportage moet worden opgesteld in het kader van een forensisch onderzoek.
Behalve dat iemand niet goed kan
of wil antwoorden, worden reacties ook beïnvloed door de vraagstelling. In het
verhaal over zelfrapportages worden nogal wat effecten genoemd die
toegeschreven moeten worden aan de wijze van vragen.
Een vragenlijst meet deels
zichzelf, zou je kunnen zeggen. Dit hoeft op zich niet te verbazen. Net zoals
je als gesprekspartner van iemand invloed hebt op de loop van het gesprek, heb
je dat ook wanneer je contact via papier verloopt, via een vragenlijst. Van
belang is wel om dit effect zo goed mogelijk in kaart te brengen en zo mogelijk
uit te filteren. In het bewuste artikel worden verder veel onderzoeken
aangehaald die de betrouwbaarheid van vragenlijstonderzoek lijken aan te tonen.
Soms lijkt het alsof de
psychologie steeds meer terrein moet prijsgeven, zeker naarmate er meer ontdekt
wordt over hormonen, neurotransmitters, genen en hun onderlinge relaties. Maar
leidt de kennis in dit veld nu ook tot overbodigheid van zelfrapportage?
Stel dat er straks apparaatjes
zij die de stemming kunnen bepalen of de aard van de emotie beschrijven. Wat
denkt u? Och, dat hoef ik u dan niet te vragen, als ik het echt wil weten kan
ik beter wat metingen bij u verrichten. U hoeft niets meer te zeggen.
Hoe gaat dit nu binnen de
psychiatrie? Daar wordt gebruik gemaakt van allerlei vormen van onderzoek. Soms
is lichamelijk onderzoek nodig, worden bepalingen gedaan aan de hand van bloed-
of urinemonsters, of wordt een scan van het hersenweefsel gemaakt. Naast dit
biologisch gerichte onderzoek worden mensen soms geobserveerd, of worden
familieleden van iemand gevraagd naar hun ervaringen, observaties en indrukken.
Dit laatste wordt de heteroanamnese genoemd. Maar bovenal komt toch iemand zelf
aan het woord, rechtstreeks in het contact, en kan zijn verhaal doen, over
gezondheid en ziekte, leefstijl en handicaps, vroeger en nu. Dit wordt de
anamnese genoemd. Voor het bepalen van een diagnose is deze vorm van zelfrapportage
van groot belang.
Er zijn allerlei soorten kennis
en ze hebben alle hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Kennis van hormonale
systemen of neurotransmitteroverdracht kan behulpzaam zijn bij het behandelen van
bijvoorbeeld mensen met depressieve klachten. Maar ook dan zal uiteindelijk het
effect van de medicatie met name beoordeeld worden door de gebruiker, en zal
deze gevraagd worden hierover te rapporteren.
Bestudering en observatie van
gedrag geeft informatie die kan helpen om iemand te begrijpen. Maar wie niet
vraagt naar wat de ander er zelf van vindt, die doet zichzelf en de ander
tekort. Wie niet oprecht luistert naar de ander mist veel. Voor de laatste
maal, stel. Stel dat handige apparaatjes bedacht kunnen worden, om uw gevoelens
in kaart te brengen. Zodat u niets meer hoeft te zeggen. Denkt u dat het kan?
Zou u het willen?