Een jaar later
Vandaag is het een jaar geleden
dat Pim Fortuyn werd vermoord. Voor sommigen in Nederland aanleiding om een speciale
vlag uit te steken, vanuit eerbetoon aan hem en als symbool voor vrije
meningsuiting. Het is geen massaal vlagvertoon geworden en de aandacht voor de
dood van deze politicus is inmiddels fors tanende. Na de schok die nog maar een
jaar geleden de polderstaat deed trillen met ongekende kracht op de schaal van
Nationale Rouw is het weer rustig geworden in dit kleine land aan de zee.
Vandaag is het ook een jaar
geleden dat in ons land enkele honderden andere mensen zijn overleden. En
morgen is er weer zo’n dag. Want elk jaar sterven in Nederland meer dan 130.000
mensen, die een wijde kring van nabestaanden achterlaten. In het landschap
buiten de mediadrukte vindt dagelijks wel ergens een dodenherdenking voor hen
plaats, in een stilte die meer verborgen blijft dan de twee minuten stilte op
de vierde mei. Nabestaanden rouwen en herdenken, alleen, met anderen of
nationaal.
Lange tijd werd gedacht dat een
rouwproces zich hoort te voltrekken in een aantal te onderscheiden stadia. Na
ongeloof over en ontkenning van iemands dood zouden fasen volgen die gekenmerkt
worden door sterke emoties, zoals verdriet, pijn, woede, waarna somberheid en
depressiviteit toeslaan. Uiteindelijk moet de onomkeerbare werkelijkheid van
het verlies doordringen en leiden tot acceptatie, waarna het leven in
aangepaste vorm weer kan worden opgebouwd.
Weliswaar zijn deze fasen soms
goed herkenbaar voor rouwende mensen, maar niet altijd en niet bij iedereen
verloopt het verwerkingsproces op deze wijze. Zo verschillend als mensen en hun
onderlinge relaties kunnen zijn, zo divers zijn ook de wijzen waarop diezelfde
mensen zich uiten als de dood tussenbeide komt.
De een zwijgt in de stilte van
het graf waarvoor hij werd geplaatst, een ander schreeuwt naar de overkant van
de dood dat de dierbare terug moet komen, weer een ander verliest alle hoop en
zakt weg in een bestaan waaruit het leven is verdwenen.
Verliesverwerking wordt de
laatste jaren meer beschreven vanuit de zogeheten rouwtaken, waarbij de nadruk
is komen te liggen op aspecten van de rouw en minder op de volgorde. Tot de
rouwtaken behoren het (leren) aanvaarden van het verlies en het voelen van het
gemis en de pijn die daar het gevolg van is. Verder staan de achterblijvers
voor de taak zich aan te passen aan het leven zoals dat eruit is komen te zien
na de dood van hun dierbare, en wordt gezocht hoe de overledene daarin een
plaats kan krijgen.
Het volbrengen van de taken, de
rouwarbeid zoals het in oudere literatuur wel werd genoemd, verloopt niet bij
iedereen in hetzelfde tempo. Enkele voorbeelden kunnen deze tempoverschillen in
rouw illustreren. Een vrouw van middelbare leeftijd was enkele maanden na het
ziekbed en overlijden van haar man nog vaak ’s nachts wakker, verdrietig en
eenzaam, terwijl de buren en vrienden van haar man allang over gegaan waren tot
de orde van de dag.
Een man kon zich niet losmaken
van het verdriet om zijn op hoge leeftijd overleden moeder, nu bijna een jaar
geleden, met wie hij het huishouden had gedeeld. Zijn broers daarentegen keken
met tevredenheid terug op het leven wat moeder had gehad. Een moeder was na
jaren nog dagelijks in gedachten bij haar jong gestorven dochtertje, terwijl
haar man meer in beslag genomen werd door de zorgen over zijn werkloosheid.
Door de verschillende wijzen waarop
mensen rouwen en het tempo waarin ze toekomen aan rouwtaken, kan verwijdering
ontstaan in het contact. Soms mijden mensen het praten met elkaar over het
verlies en kabbelt het gesprek maar voort over ditjes en datjes, over koetjes
en kalfjes. Ook komt het voor dat nabestaanden actief worden aangespoord om
veel over het verlies te praten, maar het daarna ook te laten rusten en weer
eens aan zichzelf te denken. Zowel bij niet-praten als bij gedwongen-praten is
er voor de nabestaanden zelf geen ruimte, noch voor hun gedachten en hun
gevoelens over het gemis.
Want aandacht voor hen die de
nabijheid van de dood hebben geproefd is van levensbelang. Aanwezig zijn en
luisteren, een houding waaruit betrokkenheid en compassie spreekt. Vragen hoe
de ander ervaart wat er met hem of haar gebeurt. Kortom, er zijn. Nabestaanden
geven aan dat ze dat alles als steunend ervaren. Bij een condoleance wordt vaak
gezegd: fijn dat je er bent! Dat kan steeds opnieuw worden gezegd in alle
volgende contacten, wanneer er oprechte aandacht is: fijn dat je er bent. Of
het nu een maand later is of een jaar. Of jaren nadien.