dinsdag 6 mei 2003

Een jaar later

Vandaag is het een jaar geleden dat Pim Fortuyn werd vermoord. Voor sommigen in Nederland aanleiding om een speciale vlag uit te steken, vanuit eerbetoon aan hem en als symbool voor vrije meningsuiting. Het is geen massaal vlagvertoon geworden en de aandacht voor de dood van deze politicus is inmiddels fors tanende. Na de schok die nog maar een jaar geleden de polderstaat deed trillen met ongekende kracht op de schaal van Nationale Rouw is het weer rustig geworden in dit kleine land aan de zee.

Vandaag is het ook een jaar geleden dat in ons land enkele honderden andere mensen zijn overleden. En morgen is er weer zo’n dag. Want elk jaar sterven in Nederland meer dan 130.000 mensen, die een wijde kring van nabestaanden achterlaten. In het landschap buiten de mediadrukte vindt dagelijks wel ergens een dodenherdenking voor hen plaats, in een stilte die meer verborgen blijft dan de twee minuten stilte op de vierde mei. Nabestaanden rouwen en herdenken, alleen, met anderen of nationaal.

Lange tijd werd gedacht dat een rouwproces zich hoort te voltrekken in een aantal te onderscheiden stadia. Na ongeloof over en ontkenning van iemands dood zouden fasen volgen die gekenmerkt worden door sterke emoties, zoals verdriet, pijn, woede, waarna somberheid en depressiviteit toeslaan. Uiteindelijk moet de onomkeerbare werkelijkheid van het verlies doordringen en leiden tot acceptatie, waarna het leven in aangepaste vorm weer kan worden opgebouwd.

Weliswaar zijn deze fasen soms goed herkenbaar voor rouwende mensen, maar niet altijd en niet bij iedereen verloopt het verwerkingsproces op deze wijze. Zo verschillend als mensen en hun onderlinge relaties kunnen zijn, zo divers zijn ook de wijzen waarop diezelfde mensen zich uiten als de dood tussenbeide komt.

De een zwijgt in de stilte van het graf waarvoor hij werd geplaatst, een ander schreeuwt naar de overkant van de dood dat de dierbare terug moet komen, weer een ander verliest alle hoop en zakt weg in een bestaan waaruit het leven is verdwenen.

Verliesverwerking wordt de laatste jaren meer beschreven vanuit de zogeheten rouwtaken, waarbij de nadruk is komen te liggen op aspecten van de rouw en minder op de volgorde. Tot de rouwtaken behoren het (leren) aanvaarden van het verlies en het voelen van het gemis en de pijn die daar het gevolg van is. Verder staan de achterblijvers voor de taak zich aan te passen aan het leven zoals dat eruit is komen te zien na de dood van hun dierbare, en wordt gezocht hoe de overledene daarin een plaats kan krijgen.

Het volbrengen van de taken, de rouwarbeid zoals het in oudere literatuur wel werd genoemd, verloopt niet bij iedereen in hetzelfde tempo. Enkele voorbeelden kunnen deze tempoverschillen in rouw illustreren. Een vrouw van middelbare leeftijd was enkele maanden na het ziekbed en overlijden van haar man nog vaak ’s nachts wakker, verdrietig en eenzaam, terwijl de buren en vrienden van haar man allang over gegaan waren tot de orde van de dag.

Een man  kon zich niet losmaken van het verdriet om zijn op hoge leeftijd overleden moeder, nu bijna een jaar geleden, met wie hij het huishouden had gedeeld. Zijn broers daarentegen keken met tevredenheid terug op het leven wat moeder had gehad. Een moeder was na jaren nog dagelijks in gedachten bij haar jong gestorven dochtertje, terwijl haar man meer in beslag genomen werd door de zorgen over zijn werkloosheid.

Door de verschillende wijzen waarop mensen rouwen en het tempo waarin ze toekomen aan rouwtaken, kan verwijdering ontstaan in het contact. Soms mijden mensen het praten met elkaar over het verlies en kabbelt het gesprek maar voort over ditjes en datjes, over koetjes en kalfjes. Ook komt het voor dat nabestaanden actief worden aangespoord om veel over het verlies te praten, maar het daarna ook te laten rusten en weer eens aan zichzelf te denken. Zowel bij niet-praten als bij gedwongen-praten is er voor de nabestaanden zelf geen ruimte, noch voor hun gedachten en hun gevoelens over het gemis.

Want aandacht voor hen die de nabijheid van de dood hebben geproefd is van levensbelang.  Aanwezig zijn en luisteren, een houding waaruit betrokkenheid en compassie spreekt. Vragen hoe de ander ervaart wat er met hem of haar gebeurt. Kortom, er zijn. Nabestaanden geven aan dat ze dat alles als steunend ervaren. Bij een condoleance wordt vaak gezegd: fijn dat je er bent! Dat kan steeds opnieuw worden gezegd in alle volgende contacten, wanneer er oprechte aandacht is: fijn dat je er bent. Of het nu een maand later is of een jaar. Of jaren nadien.