Zieke koning zoekt hulp bij GGZ
Vrijdag en zaterdag wordt in het
FEC te Leeuwarden de jaarlijks terugkerende beurs Banen en Opleidingen georganiseerd.
Op deze beurs is dit jaar een zorgplein te vinden, waar de GGZ-Friesland zich
als werkgever presenteert, samen met andere instellingen en opleidingen op het
gebied van zorg. Want nieuwe mensen zijn altijd nodig, hoewel de tekorten in
Friesland beduidend minder zijn dan in de rest van Nederland.
Op deze Banen en Opleidingen
beurs kunnen jong en oud zich oriënteren op de mogelijkheden voor scholing,
omscholing of werk. Zo’n beroepskeuze kan door allerlei motieven worden
ingegeven. Een opleider voor klinisch psychologen noemde eens drie mogelijke
redenen, volgens hem goede, om klinisch psycholoog te worden: verkrijgen van
status, invloed kunnen uitoefenen of een vorstelijk inkomen. De psychologen in
spe dachten aan andere motieven, zoals iets betekenen voor een ander, mensen
helpen, of iets dergelijks.
Voor hulpverleners heeft het
contact met mensen een centrale plaats. Preciezer geformuleerd, het verlenen
van zorg en het bieden van behandeling aan patiënten is kerntaak voor allerlei
zorginstellingen, waaronder de GGZ. Deze relatie tussen patiënt en zorgverlener
heeft een wettelijk kader. In de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst
(WGBO) wordt de patiënt gezien als opdrachtgever tot het doen van onderzoek,
het geven van advies, het bieden van behandeling of verzorging, enz.
De wet bevat een aantal
spelregels voor patiënt en hulpverlener. Zo heeft de patiënt de plicht de
zorgverlener juist te informeren, goed mee te werken in de behandeling en de
zorgverlener te betalen. Dit laatste zal veelal via de verzekeringen
afgehandeld worden. Daarnaast zijn er rechten. Als patiënt heb je recht op
informatie over diagnose, behandelmogelijkheden en risico’s of consequenties
van behandelingen.
Overigens mag de hulpverlener
niet afwachten of de patiënt om informatie vraagt, maar is hij verplicht deze
te geven. En of daadwerkelijk onderzoek of behandeling gestart wordt beslist de
patiënt, op basis van die verstrekte informatie.
In de WGBO wordt degene die
opdracht geeft tot behandeling aangeduid met patiënt. De GGZ-Friesland heeft
gekozen om zoveel mogelijk te spreken van cliënten. Voor sommigen zijn de
woorden patiënt en cliënt synoniem, anderen kiezen, soms gepassioneerd, voor
een van beide begrippen. Zij die over cliënten spreken benadrukken dat de
inbreng van de ander essentieel is om te komen tot hulpverlening. Uitgaande van
de WGBO wordt door hen gezegd dat het de cliënt is die opdracht geeft tot
onderzoek of behandeling.
De cliënt is als een bewust
kiezende klant en we weten, de klant is koning. Degene die liever de term
patiënt hanteert benadrukt dat de ander niet een vrij consumerende medeburger
is, een klant op zoek naar gezondheid, maar een zieke die bij een professionele
hulpverlener komt voor behandeling. Gezondheid, ziekte en behandeling zijn
anders dan het broodje gezond wat je bij de croissanterie koopt, aldus deze
dokters. De patiënt als klant wordt ervaren als een metafoor die onvoldoende
recht doet aan dit wezenlijke verschil.
Zijn deze laatste dokters nu de
ministers van informatie van een allang onder de voet gelopen bolwerk van
medische macht, die tegen beter weten in nog hun visie verkondigen? In de WGBO
is immers bij koninklijk besluit vastgelegd dat de beslissing om te komen tot
onderzoek, behandeling of zorg bij de patiënt ligt, die daarmee tot
koning-klant wordt. Maar het is wel een zieke koning. En dat geeft een
onverwachte wending.
Natuurlijk maakt een vorst in
geval van ziekte of psychische problemen zijn keuzes met betrekking tot dokter of
hulpverlener. Maar waar het om gaat is dat hij de allerbeste behandeling
krijgt. In zekere zin wordt de keuze niet vergroot, maar verkleind: alle
beunhazen en middelmatig functionerende hulpverleners komen niet in beeld. De
patiënt of cliënt als zieke koning: de allerbeste behandeling, daar heeft
iemand recht op. Zo zet de klant-metafoor aan tot het kwalitatief goed
uitoefenen van de professie, op basis van gekwalificeerde opleidingen.
Tenslotte. In het contact met de
cliënt kan ook humor een plaats hebben. Nadat een dokter een patiënt nieuwe
medicijnen had voorgeschreven, vroeg hij bij een volgend bezoek: hoe gaat het
nu met je? Waarop de patiënt antwoordde: ik ben weer goed, en de dokter wordt
hier beter van. De man was de koning te rijk met de medicijnen en gunde de
hulpverlener zijn royale salaris. Mogelijk zet deze anekdote ook aan tot
nadenken over het werken in de (geestelijke) gezondheidszorg.