dinsdag 14 januari 2003

Zorg van velen

Onder de titel ‘Zorg van velen’ heeft de Landelijke Commissie Geestelijke Volksgezondheid vorig jaar een eindrapport uitgebracht aan de toenmalige minister Borst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De commissie kreeg als opdracht om te analyseren waardoor de groeiende hulpvraag in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) werd veroorzaakt en hoe overheid en maatschappelijke organisaties kunnen bijdragen aan verbetering van de geestelijke volksgezondheid. Het werd een ruim 140 pagina’s tellend verslag waarin aandacht is voor de vraag of Nederland zieker wordt. Berichten over toenemende psychische arbeidsongeschiktheid, meer geweld op straat of een toenemende vraag naar GGZ-zorg lijken een legitimering voor het met kracht stellen van de vraag. Het is een zorg die bij velen van ons leeft.

In het rapport worden feiten vermeld, trends geanalyseerd en ontwikkelingen geduid. Het was geen gemakkelijke taak. De tekst staat bol met formuleringen ‘enerzijds, anderzijds’, of ‘het kan positief maar ook negatief geduid worden’. Geestelijke gezondheid is geen eenduidig begrip en een waardevrije definitie is niet gemakkelijk te geven. Ook cijfers zijn niet altijd hard. Zo laten registraties weliswaar een forse toename van het aantal opnames in de psychiatrie zien, maar lijkt deze toename voor een belangrijk deel het gevolg te zijn van meer en kortere opnames van zelfde patiënten. Maar over de ingezette trend is de commissie duidelijk: een sterke stijging kan worden geconstateerd in het aantal behandelingen binnen de GGZ.

Is deze ontwikkeling het gevolg van een zieker wordende maatschappij? Sommigen zeggen dat het voorkomen van psychische stoornissen niet cultuur afhankelijk is: of het dorp waar je woont in Ethiopië of Zuid Holland ligt, de hoeveelheid mensen met psychiatrische klachten is vergelijkbaar groot. Anderen zeggen dat onze maatschappij wel degelijk meer problemen in de hand werkt. Gewezen wordt dan op het feit dat kerk en buurt als sociale structuren zijn verdwenen en de maatschappij individualistischer is geworden. In het rapport worden beide visies gehonoreerd: psychiatrische problematiek onder de bevolking is weliswaar niet toegenomen, maar wel wordt een toenemend beroep gedaan op behandeling door specialisten. Nederland is niet zieker, maar Nederlanders willen wel vaker professionele behandeling.

De commissie doet ook een aantal aanbevelingen. De door fusies ontstane (grote) GGZ instellingen kunnen verdwijnen. Geestelijke gezondheidszorg moet niet los van andere vormen van zorg aangeboden worden. De GGZ moet aansluiten bij welzijnswerk in de buurt en bij algemene gezondheidszorginstellingen. Een belangrijke andere aanbeveling is dat zorg dichter bij de burger moet blijven, voor zover mogelijk:  dus geen specialistische behandeling als een goed gesprek met de buurvrouw ook helpt. En als de huisarts de depressie kan behandelen heeft dat de voorkeur boven een aanbod vanuit de GGZ. Dit principe wordt wel stapsgewijze zorg genoemd, waarbij je altijd begint met de eerste stap.

Nu is er van alles uit dit rapport te leren, te overdenken en te weerleggen, maar ik wil tot slot speciaal aandacht vragen voor een paragraaf met als kop: professionals en burgers. Daarin wordt gesteld dat de voorgestelde aanbevelingen nauwelijks effect zullen hebben als burgers er niet bij betrokken worden. Want wat zijn in de huidige situatie de consequenties van het feit dat eerder een beroep op professionals wordt gedaan? De commissie vraagt zich bezorgd af of medeburgers nog wel in actie komen voor iemand, hij heeft immers al professionele hulp. Het werkt ook onnodige afhankelijkheid in de hand van de specialisten, die overigens vast moeten stellen dat ze vaker machteloos zijn om problemen op te lossen dan ze willen.

Niet alles is maakbaar of haalbaar. Idealisme moet plaats maken voor realisme, en professionals zullen meer gebruik moeten maken van bestaande netwerken van iemand of deze verstevigen, aldus het rapport. Dat betekent dat hulpverleners goed moeten samenwerken met cliënten en burgers. De commissie stelt dat een herdefiniëring van taken van professionele hulpverleners en burgers moet plaats vinden. Dat kan ik niet anders lezen dan dat meer van u verwacht wordt en u minder van hulpverleners mag verwachten. Ja, en wat de burgers hiervan vinden? Dat weet de commissie nog niet en ze schrijft dan tenslotte ook dat draagvlak moet worden gecreëerd voor de voorgestelde aanpak middels uitvoerige discussies tussen professionals en burgers.

In de stijl van het rapport  stel ik vast: enerzijds roept het een gevoel op dat al te gemakkelijk problemen weer op burgers worden afgewenteld. Alsof de GGZ zegt: Laat het maar aan ons over, eh, nee, we kunnen het toch niet zo goed, kan u het misschien zelf ook doen? Anderzijds overheerst bij mij het gevoel dat het een goede ontwikkeling is dat zorg minder overgenomen wordt maar mensen meer ondersteund worden in het elkaar zorg bieden. Je zou kunnen zeggen: De GGZ laat de jeugdige overmoed van alles alleen te kunnen achter zich en wordt volwassen. Zorg voor geestelijke gezondheid is de zorg van ons allen.