Zorg van velen
Onder de titel ‘Zorg van velen’
heeft de Landelijke Commissie Geestelijke Volksgezondheid vorig jaar een
eindrapport uitgebracht aan de toenmalige minister Borst van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. De commissie kreeg als opdracht om te analyseren waardoor de
groeiende hulpvraag in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) werd veroorzaakt en
hoe overheid en maatschappelijke organisaties kunnen bijdragen aan verbetering
van de geestelijke volksgezondheid. Het werd een ruim 140 pagina’s tellend
verslag waarin aandacht is voor de vraag of Nederland zieker wordt. Berichten
over toenemende psychische arbeidsongeschiktheid, meer geweld op straat of een
toenemende vraag naar GGZ-zorg lijken een legitimering voor het met kracht
stellen van de vraag. Het is een zorg die bij velen van ons leeft.
In het rapport worden feiten
vermeld, trends geanalyseerd en ontwikkelingen geduid. Het was geen
gemakkelijke taak. De tekst staat bol met formuleringen ‘enerzijds, anderzijds’,
of ‘het kan positief maar ook negatief geduid worden’. Geestelijke gezondheid
is geen eenduidig begrip en een waardevrije definitie is niet gemakkelijk te
geven. Ook cijfers zijn niet altijd hard. Zo laten registraties weliswaar een
forse toename van het aantal opnames in de psychiatrie zien, maar lijkt deze
toename voor een belangrijk deel het gevolg te zijn van meer en kortere opnames
van zelfde patiënten. Maar over de ingezette trend is de commissie duidelijk:
een sterke stijging kan worden geconstateerd in het aantal behandelingen binnen
de GGZ.
Is deze ontwikkeling het gevolg
van een zieker wordende maatschappij? Sommigen zeggen dat het voorkomen van
psychische stoornissen niet cultuur afhankelijk is: of het dorp waar je woont
in Ethiopië of Zuid Holland ligt, de hoeveelheid mensen met psychiatrische
klachten is vergelijkbaar groot. Anderen zeggen dat onze maatschappij wel
degelijk meer problemen in de hand werkt. Gewezen wordt dan op het feit dat
kerk en buurt als sociale structuren zijn verdwenen en de maatschappij
individualistischer is geworden. In het rapport worden beide visies
gehonoreerd: psychiatrische problematiek onder de bevolking is weliswaar niet
toegenomen, maar wel wordt een toenemend beroep gedaan op behandeling door
specialisten. Nederland is niet zieker, maar Nederlanders willen wel vaker
professionele behandeling.
De commissie doet ook een aantal
aanbevelingen. De door fusies ontstane (grote) GGZ instellingen kunnen
verdwijnen. Geestelijke gezondheidszorg moet niet los van andere vormen van
zorg aangeboden worden. De GGZ moet aansluiten bij welzijnswerk in de buurt en
bij algemene gezondheidszorginstellingen. Een belangrijke andere aanbeveling is
dat zorg dichter bij de burger moet blijven, voor zover mogelijk: dus geen
specialistische behandeling als een goed gesprek met de buurvrouw ook helpt. En
als de huisarts de depressie kan behandelen heeft dat de voorkeur boven een
aanbod vanuit de GGZ. Dit principe wordt wel stapsgewijze zorg genoemd, waarbij
je altijd begint met de eerste stap.
Nu is er van alles uit dit
rapport te leren, te overdenken en te weerleggen, maar ik wil tot slot speciaal
aandacht vragen voor een paragraaf met als kop: professionals en burgers.
Daarin wordt gesteld dat de voorgestelde aanbevelingen nauwelijks effect zullen
hebben als burgers er niet bij betrokken worden. Want wat zijn in de huidige
situatie de consequenties van het feit dat eerder een beroep op professionals
wordt gedaan? De commissie vraagt zich bezorgd af of medeburgers nog wel in
actie komen voor iemand, hij heeft immers al professionele hulp. Het werkt ook
onnodige afhankelijkheid in de hand van de specialisten, die overigens vast
moeten stellen dat ze vaker machteloos zijn om problemen op te lossen dan ze
willen.
Niet alles is maakbaar of
haalbaar. Idealisme moet plaats maken voor realisme, en professionals zullen
meer gebruik moeten maken van bestaande netwerken van iemand of deze
verstevigen, aldus het rapport. Dat betekent dat hulpverleners goed moeten
samenwerken met cliënten en burgers. De commissie stelt dat een herdefiniëring
van taken van professionele hulpverleners en burgers moet plaats vinden. Dat
kan ik niet anders lezen dan dat meer van u verwacht wordt en u minder van
hulpverleners mag verwachten. Ja, en wat de burgers hiervan vinden? Dat weet de
commissie nog niet en ze schrijft dan tenslotte ook dat draagvlak moet worden
gecreëerd voor de voorgestelde aanpak middels uitvoerige discussies tussen
professionals en burgers.
In de stijl van het rapport stel
ik vast: enerzijds roept het een gevoel op dat al te gemakkelijk problemen weer
op burgers worden afgewenteld. Alsof de GGZ zegt: Laat het maar aan ons over,
eh, nee, we kunnen het toch niet zo goed, kan u het misschien zelf ook doen?
Anderzijds overheerst bij mij het gevoel dat het een goede ontwikkeling is dat
zorg minder overgenomen wordt maar mensen meer ondersteund worden in het elkaar
zorg bieden. Je zou kunnen zeggen: De GGZ laat de jeugdige overmoed van alles
alleen te kunnen achter zich en wordt volwassen. Zorg voor geestelijke
gezondheid is de zorg van ons allen.